Gambrinus
De bron van de legende van Gambrinus is onzeker. Een vroeg geschreven verslag, van de Duitse historicus Johannes Aventinus (1477-1534), identificeert Gambrinus met Gambrivius, een mythische Germaanse koning over wie weinig bekend is. Twee andere mannen die de inspiratie zouden hebben geleverd voor de creatie van Gambrinus zijn Johannes I, hertog van Brabant, en Johannes de Onverschrokkene, hertog van Bourgondië.
GambriviusEdit
In zijn magnum opus Annalen van Beieren schreef de Duitse historicus Johannes Aventinus dat Gambrinus gebaseerd is op een mythische Germaanse koning genaamd Gambrivius, of Gampar, die, aldus Aventinus, brouwen leerde van Osiris en Isis. In 1517 had Willem IV, hertog van Beieren, Aventinus aangesteld als de officiële historiograaf van zijn hertogdom. Aventinus voltooide het schrijven van de geschiedenis in 1523; het werk dat hij samenstelde, Annalen van Beieren, reikt verder dan Beieren en put uit talrijke oude en middeleeuwse bronnen. Het is echter ook een werk dat geschiedenis vermengt met mythe en legende.
De Europese anekdote schrijft Gambrinus toe aan de uitvinding van het bier. Aventinus trachtte dit verhaal in overeenstemming te brengen met veel oudere verhalen die de oorsprong ervan toeschrijven aan de landbouwonderricht van Osiris. In Aventinus’ kroniek was Gambrivius de minnaar van Osiris’ vrouw en zuster, Isis. Het was door deze omgang, zegt hij, dat Gambrivius de wetenschap van het brouwen leerde (vgl. mythen over de diefstal van het vuur).
Aventinus’ relaas over Gambrivius droeg bij tot de verering voor Osiris en Isis die 17de-eeuwse Europese geleerden koesterden. Door Osiris en Isis te zien als “cultuurdragers” was men bereid historische verbanden te zien waar die er niet waren.
De 59e strofe van het Engelse drinklied “The Ex-ale-tation of Ale”, geschreven door Peter Mews, getuigt van een Britse toe-eigening van de mythe:
To the praise of Gambrivius, that good British king
That devis’d for the nation by the Welshmen’s tale
Seventeen hundred years before Christ did spring
The happy invention of a pot of good ale.– Voorheen abusievelijk toegeschreven aan Francis Beaumont, A Select Collection of English Songs with Their Original Airs, Volume II
Volgens Aventinus is Gambrivius een afstammeling van de zevende generatie van de Bijbelse aartsvader Noach. Door het overnemen van vroegere mythen die door Tacitus zijn opgetekend, meende Aventinus dat Gambrivius de vijfde zoon was van Marso (Latijn: Marsus), die de achterkleinzoon was van Tuisto, de reusachtige of goddelijke voorvader van de Germaanse volkeren die Tacitus in Germania vermeldt. Tacitus zinspeelt op een eerdere bron (Strabo) die onder de volkeren die van Tuisto afstammen stammen noemt die de Gambrivii en de Marsi worden genoemd: de nakomelingen of onderdanen van respectievelijk Gambrivius en Marsus.
Gampar eist nieuwe gebieden op ten oosten van de Rijn, waaronder Vlaanderen en Brabant, en sticht de steden Cambrai en Hamburg. De namen van deze beide steden zouden verwant zijn aan Gambrivius, aangezien een van de oude Latijnse namen van Hamburg Gambrivium zou zijn.
Een van Aventinus’ bronnen was Officina (1503), een encyclopedie samengesteld door de Franse geleerde Jean Tixier de Ravisi. In dit werk werd beweerd dat Tuisto en Gambrivius reuzen waren die afstamden van Noach. Maar Jean Tixier had slechts een vermoeden gecatalogiseerd en gerapporteerd dat in naam van de historicus Berossus uit het Hellenistische tijdperk was opgesteld door de bedrieger Annio da Viterbo (1498), die eerder dezelfde hypothese had gebruikt om een afstamming van de Galliërs te postuleren.
Enkele Franstalige en Duitstalige geleerden verwerpen de aanspraak van de anderen op Gambrinus als een toe-eigening van een van hun eigen culturele helden. Het relaas van Aventinus maakte niet alleen aanspraak op Gambrivius, maar op een roemrijk voorgeslacht en erfgoed. De mythen stelden zich Gambrivius ook voor als een katalysator voor de uitbreiding van het grondgebied van een Germaans volk (de Gambrivii), en maakten van hem een goddelijk doorgeefluik naar Germanië voor de oude bieroverlevering van de Egyptenaren.
In 1543 publiceerde Hans Guldenmundt een serie van 12 breedplaatprenten van “voorvaderen en vroege koningen van de Germanen”. De serie omvat Tuiscon (Tuisto) en Gambrivius, Karel de Grote, en andere historische en mythologische koningen. De titel van Gambrivius is vertaald als “Gampar, koning van Brabant en Vlaanderen”. Aventinus’ tijdgenoot Burkard Waldis (ca. 1490-1556) schreef een beschrijvend vers voor elk van de 12 koningen in de reeks. De verzen voor Gampar en Tuiscon zijn een recapitulatie van wat Aventinus in de Annalen van Beieren heeft opgetekend.
Jan I, hertog van BrabantEdit
Jan I (ca. 1252-1294) was geliefd, knap, bewonderd en een kampioen-steekspelster:3 Zijn hertogdom, het hertogdom Brabant, was een welvarend, bierproducerend rechtsgebied dat Brussel omvatte. Het brouwersgilde in Brussel zou de hertog erelid hebben gemaakt en zijn portret in hun vergaderzaal hebben opgehangen.:81
In zijn monografie over Gambrinus uit 1874 meldde Victor Coremans uit Brussel dat verwijzingen naar Brabant en Vlaanderen in de legenden van Gambrinus betrekkelijk recent lijken te zijn. Hij meldt echter ook een gelijkenis tussen de beeltenis van Johannes I op zijn graftombe en de gezichten op sommige illustraties van Gambrinus. Ook Johannes’ naam heeft een hypothetisch verband met Gambrinus: In het Nederlands stond hij soms bekend als Jan Primus, en in het Frans als Jean Primus. Jan en Jean zijn vertalingen van Johannes in het Nederlands en Frans, respectievelijk, en Primus is Latijn voor “de eerste”. De naam Gambrinus zou een verbastering van een van deze namen kunnen zijn.:118:81 Nederlands en Frans waren de hoofdtalen in het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, en Latijn was een taal die door geleerden en geleerde mensen werd gebruikt.
Johannes de onverschrokkeneEdit
Johannes de Onverschrokkene (1371-1419) was een hertog van Bourgondië die bijna 80 jaar na de dood van Jan I van Brabant werd geboren. Het grote en machtige hertogdom Bourgondië produceerde ook bier, en lag op enige afstand ten zuiden van Brabant.
John de Onverschrokkene bezat verschillende adellijke titels, waaronder Graaf van Vlaanderen – een titel die hij in 1405 erfde. Aan hem wordt toegeschreven dat hij hop in het graafschap Vlaanderen heeft geïntroduceerd of gelegaliseerd.4 Vóór de overstap naar hop brouwden de Vlamingen, net als vele andere Europeanen, bier met een kruidenmengsel dat gruit werd genoemd.
De overgang van gruit naar hop in heel Europa in de Middeleeuwen was een geleidelijk proces, regio per regio, dat minstens 500 jaar heeft geduurd. De landbouwers hadden tijd nodig om het bestaan van hop te leren kennen, te weten hoe hop te telen, wanneer hop te telen en de waarde ervan voor het brouwen van bier te kennen. Brouwers moesten de gunstige en ongunstige eigenschappen van hop leren kennen, en weten hoe hop te gebruiken om commercieel succesvol bier te brouwen. Zelfs in de Middeleeuwen was bier een internationaal handelsartikel, en de grote brouwerijsteden ontwikkelden verschillende stijlen en reputaties. De brouwers moesten rekening houden met de verkoopbaarheid van hun bier en met de concurrentie van ingevoerde producten. Bovendien werden de brouwingrediënten in sommige rechtsgebieden aan banden gelegd door voorschriften. Zelfs wanneer een vorst het brouwen van hop toestond, kon de hop belast worden. Welke stappen Jan nam om hop in de Vlaamse brouwerij in te voeren is niet gedocumenteerd, maar hij leefde in een tijd dat hop in nabijgelegen rechtsgebieden werd gelegaliseerd. Hij was 20 of 21 jaar oud in 1392, toen Hertog Albert I de Nederlandse steden Haarlem en Gouda toestemming gaf om bier met hop te brouwen.
Goed nadat Jan in 1405 de heerschappij over het graafschap Vlaanderen had geërfd, zou hij een orde van verdienste hebben ingesteld, genaamd de Orde van de Hop (Latijn: Ōrdō lupuli). Volgens Jean-Jacques Chifflet (1588-1660) kende Jan de orde toe om in de gunst te komen van zijn onderdanen in het graafschap Vlaanderen. De ontvangers van de orde dronken bier om het te vieren.
Jan van Bourgondië heeft nog een andere band met bier, en mogelijk met de etymologie van Gambrinus: in 1385 was hij getrouwd in Cambrai, een machtige stad waarvan het bier hoog aangeschreven stond. Naar verluidt was een van de Latijnse namen van Cambrai Gambrivium, maar hetzelfde wordt ook gezegd van Hamburg.
Het Middeleeuws Latijnse zelfstandig naamwoord camba betekent “brouwerij”; dit woord werd in het Oudfrans verbasterd tot cambe, en kan hebben geleid tot het volkse Franse zelfstandig naamwoord cam, een woord dat door boerderijbrouwers in Noord-Frankrijk en de Lage Landen werd gebruikt voor het juk dat een brouwketel boven het vuur houdt.
Leave a Reply