Bevolking van Europa
Cultuurgroepen
Er zijn pogingen gedaan om verschillende “etnische typen” onder de Europese volkeren te karakteriseren, maar dit zijn slechts selectief gedefinieerde fysieke kenmerken die, in het beste geval, slechts een zekere beschrijvende en statistische waarde hebben. Anderzijds zijn territoriale verschillen in taal en andere culturele aspecten welbekend, en deze zijn in Europa van immens sociaal en politiek belang geweest. Deze verschillen plaatsen Europa in schril contrast met betrekkelijk recent gekoloniseerde landen als de Verenigde Staten, Canada en Australië. Gezien de langdurige bewoning van het land en de minimale mobiliteit van de boerenbevolking – lange tijd het grootste deel van de bevolking – werd Europa het thuis van vele taalkundige en nationale “kerngebieden”, gescheiden door bergen, bossen en moeraslanden. De vele staten, waarvan sommige al lang bestonden, introduceerden een ander verdelend element dat werd versterkt door moderne nationalistische gevoelens.
Pogingen om groepen staten te verenigen voor specifieke defensie- en handelsfuncties, vooral na de Tweede Wereldoorlog, creëerden bredere unitaire verbanden, maar met fundamentele oost-westverschillen. Zo ontstonden er twee duidelijke, tegengestelde eenheden – de ene rond de Sovjet-Unie en de andere rond de landen van West-Europa – alsmede een aantal betrekkelijk neutrale staten (Ierland, Zweden, Oostenrijk, Zwitserland, Finland, en Joegoslavië). Dit patroon veranderde aan het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig met de ontbinding van het Sovjetblok (met inbegrip van de Sovjet-Unie zelf), de toenadering tussen Oost en West, en de oprichting en uitbreiding van de Europese Unie (EU).
Er zijn ongeveer 160 cultureel verschillende groepen in Europa, waaronder een aantal groepen in de Kaukasus-regio die verwantschap hebben met zowel Azië als Europa. Elk van deze grote groepen vertoont twee belangrijke kenmerken. Ten eerste wordt elke groep gekenmerkt door een zekere mate van zelferkenning door haar leden, hoewel de basis voor een dergelijke collectieve identiteit van groep tot groep verschilt. Ten tweede heeft elke groep – met uitzondering van de Joden en de Roma (zigeuners) – de neiging geconcentreerd te zijn en numeriek te domineren binnen een onderscheidend territoriaal thuisland.
Voor een meerderheid van de groepen is het bezit van een onderscheidende taal of dialect de basis voor de collectieve identiteit. De Catalanen en Galiciërs van Spanje, bijvoorbeeld, hebben talen die duidelijk verschillen van het Castiliaans van de meerderheid van de Spanjaarden. Aan de andere kant kunnen sommige volkeren een gemeenschappelijke taal hebben, maar elkaar toch onderscheiden door verschillen in godsdienst. In de Balkan bijvoorbeeld spreken de oosters-orthodoxe Serviërs, de moslim Bosniërs (Bosniakken) en de rooms-katholieke Kroaten een taal die door taalkundigen Servo-Kroatisch wordt genoemd; elke groep geeft er echter de voorkeur aan zijn taal als Servisch, Bosnisch of Kroatisch aan te duiden. Sommige groepen delen een gemeenschappelijke taal, maar blijven van elkaar gescheiden vanwege verschillende historische paden. Zo spreken de Walen in Zuid-België en de Jurassiens in de Jura in Zwitserland allebei Frans, maar zij zien zichzelf als heel anders dan de Fransen omdat hun groepen zich bijna volledig buiten de grenzen van Frankrijk hebben ontwikkeld. Zelfs wanneer zij binnen dezelfde staat naast elkaar bestaan, kunnen sommige groepen soortgelijke talen en gemeenschappelijke godsdiensten hebben, maar zich toch van elkaar blijven onderscheiden als gevolg van afzonderlijke associaties in het verleden. Gedurende de 74 jaar dat Tsjechoslowakije één staat was, speelden de historische banden van de Slowaken met het Hongaarse koninkrijk en van de Tsjechen met het Oostenrijkse keizerrijk een rol in het gescheiden houden van de twee groepen; het land werd in 1993 verdeeld in twee afzonderlijke staten, de Tsjechische Republiek en Slowakije.
De primaire Europese culturele groepen zijn door etnografen gegroepeerd in zo’n 21 cultuurgebieden. De groeperingen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op overeenkomsten in taal en territoriale nabijheid. Hoewel de individuen binnen een primaire groep zich over het algemeen bewust zijn van hun culturele banden, erkennen de verschillende groepen binnen een etnografisch bepaald cultuurgebied niet noodzakelijkerwijs zelf hun verwantschap met elkaar. Dit is met name het geval in het Balkan-cultuurgebied. De volkeren in de Scandinavische en Duitse (Duitstalige) cultuurgebieden zijn zich er daarentegen veel meer van bewust tot bredere regionale beschavingen te behoren.
Leave a Reply