In het land van de Cockaigne

Het leven in de Cockaigne is vol van genoegens en lekkernijen.1 Wie heeft niet gedroomd van de overvloed die in dit land te vinden is? Natuurlijk, tegenwoordig ligt er een overvloed aan voedsel in de schappen van onze supermarkten, en deze mythe lijkt enigszins achterhaald. Maar wat weten we eigenlijk over dit denkbeeldige land waar rivieren stromen van de wijn, luchten warme vla regenen en mollige ganzen uit zichzelf braden?

Hoewel het idee van onverzadigbare fijnproevers en onverzadigbare lekkerbekken ons te binnen schiet, waren het oorspronkelijk andere genoegens – vrijheid, jeugd en zinnelijkheid – die in de Cockaigne werden bevredigd.2 De historische context verklaart de mythe die volgens sommige historici3 de enige utopie van de Middeleeuwen is. De Cockaigne dook voor het eerst op in mondelinge overleveringen in het midden van de 12e eeuw in Europa, in een tijd waarin, ondanks alle economische en sociale ontwikkeling, de voedselschaarste nog niet was uitgeroeid.

De eerst bekende tekst, de Franse Fabliau de Cocagne, dateert van rond 1250.4 Achtenvijftig van de 188 verzen gaan over voedsel, en kunnen worden gezien als de droom van hemelse overvloed op aarde, waarin honger, en vooral de angst dat er te weinig is, onbekend is. In een eeuwige meimaand heerst ledigheid en raakt geld nooit op, een verjongingsbron geneest en geeft eeuwige jeugd, mannen en vrouwen leven zich onbeperkt uit in ontelbare lichamelijke genoegens zonder dat wet of moraal de pret bederven.

Maar hoewel deze droom er zeker op gericht was de harde realiteit van het leven in die tijd te temperen, was het ook een vorm van protest. De gourmands van de Cocagne verzetten zich tegen de Kerk in het bijzonder, maar ook tegen de nieuwe wereldlijke autoriteiten, die onthouding en vasten voorstonden en de doodzonde van de gulzigheid veroordeelden.5 Le Fabliau de Cocagne beschrijft een turbulente wereld met carnavaleske humor en de verzen gewijd aan de geneugten van het eten zijn geen uitzondering:

Barbelen, zalmen en elften,
Zijn de muren van alle huizen;
De balken zijn gemaakt van steuren,
De daken van spek,
En de hekken van worsten.6

In deze denkbeeldige wereld zijn de huizen eetbaar, en een avatar met een soortgelijk decor duikt later op in het verhaal van Hans en Grietje,7 waarin het huisje van de heks gemaakt is van brood, of peperkoek in latere versies, en ruiten van suiker heeft.

Er is veel te zien in het land der heerlijkheden,
want gebraden vlees en hammen
omhullen de graanvelden.
Op straat
draaien mollige ganzen
zichzelf
om te braden, gebraden
met een witte knoflooksaus.8

Niemand werkt, hoe meer je slaapt hoe meer geld je verdient, en Moeder Natuur zorgt voor een voorraad kant-en-klare gerechten. Het eten is weliswaar aristocratisch, maar ook populair, terwijl alledaagse kost, zoals brood, bier, groenten en soepen, opvallend afwezig is in het dieet van de Cockaigne.9 Hetzelfde geldt voor water: alleen wijn wordt gedronken, en alleen de beste:

Het is een zuivere en bewezen waarheid
Dat in dit gezegende land
Een rivier van wijn stroomt.
Goblets verschijnen vanzelf,
Zo ook gouden en zilveren kelken.
De rivier waarover ik het heb
is voor de helft rode wijn,
de beste die men kan vinden
in Beaune en aan gene zijde van de zee;
de andere helft is witte wijn,
de beste en fijnste
die ooit groeide in Auxerre,
La Rochelle of Tonnerre.10

De kwaliteit van de wijnen is onbetwistbaar, evenals die van het eten, maar in Cockaigne ontbreken de gerechten die met adellijk dineren worden geassocieerd grotendeels, op een handvol na, zoals sommige wildsoorten. De keuken is burgerlijk en rustiek, met spek, worst en ham in overvloed, en de andere vleessoorten, de vis en de desserts volgen de recepten die voor feesten en volksfeesten worden gebruikt. Maar in plaats van verfijning zijn gezelligheid en overvloed de belangrijkste aspecten van deze eetbare geneugten:12

Niemand lijdt honger:
Drie dagen per week regent het
Een regen van warme vla
Waarvan niemand, behaard of kaal,
zich afwendt, ik weet het, ik heb het gezien,
Integendeel, iedereen neemt wat hij wil.13

Deze mythe verspreidde zich tijdens de late Middeleeuwen en de Renaissance over heel Europa, met nationale en regionale variaties. Een Italiaanse versie is te vinden in Boccaccio’s Decameron in de 14e eeuw: “Waar de wijnstokken met worsten worden vastgebonden en een gans te koop is voor een dubbeltje en een ganzenkuiken op de koop toe (…) daar was ook een berg vol geraspte Parmezaanse kaas, waar mensen woonden die niets anders deden dan macaroni en ravioli maken en die koken in kapoenpuree, waarna ze die naar beneden wierpen en wie er het meeste van kreeg, had het meeste; en dat er vlak naast een beekje vernage stroomde, het beste dat men ooit dronk, zonder dat er een druppel water in zat.”15

In die tijd is er al een verandering te bespeuren, met name dat men nu in de Cockaigne moet werken. Vanaf de 17e eeuw eigenen de moralisten en pedagogen van de bourgeoisie zich de mythe toe en maken er een kinderverhaal van waarin gulzigheid en luiheid worden veroordeeld. Het aanvankelijk uitdagende aspect kreeg een moraliserende, didactische toon.16

Heden ten dage verwijst het land van de Cockaigne naar de geneugten van het eten, en alle recente beeldspraak rond dit thema herinnert er ons aan. Maar dromen we er nog wel van?

Leave a Reply