Hoe verhoudt COVID-19 zich tot andere pandemieën (H1N1, Ebola)

Sinds de Spaanse griep in 1918 als pandemie uitbrak, hebben vele onzichtbare virale vijanden de wereld bedreigd. Hoewel elk nieuw virus zich anders verspreidt, andere symptomen veroorzaakt en met wisselende sterftecijfers, bouwen volksgezondheidsfunctionarissen voort op deze ervaringen om de huidige COVID-19-pandemie te bestrijden.

De H1N1-griep (Mexicaanse griep) dook op in juni 2009 in Mexico en verspreidde zich wereldwijd tot augustus 2010, toen de Wereldgezondheidsorganisatie het einde van de pandemie uitriep. In die korte tijd waren er 60,8 miljoen gevallen, die 24% van de wereldbevolking troffen. Het sterftecijfer was 0,02% met 12.500 sterfgevallen.

In 2014 ontpopte ebola zich als een zeer dodelijk virus met een gemiddeld sterftecijfer van 50 procent. Tegen de tijd dat de pandemie in maart 2016 eindigde, waren er wereldwijd meer dan 28.000 gevallen geweest. Ter vergelijking: het eerste geval van het nieuwe COVID-19 dook op in december 2019 en vanaf 28 april 2020 zijn er bijna 3 miljoen gevallen en bijna 212.000 sterfgevallen geweest. Naarmate deze pandemie voortduurt, verandert het sterftecijfer dagelijks als gevolg van de variabiliteit van massale tests en rapportage.

De symptomen van deze moderne virussen variëren. Zo veroorzaakt het H1N1-griepvirus koorts, rillingen, hoest en lichaamspijn. COVID-19 veroorzaakt koorts, rillingen, herhaaldelijk schudden met rillingen, hoesten, kortademigheid, spierpijn, hoofdpijn, keelpijn, een nieuw verlies van smaak of reuk, en het kan griep nabootsen. In de ernstigste gevallen van COVID-19 hebben patiënten intensieve verzorging en beademing nodig. Ebola daarentegen veroorzaakt extreme symptomen, waaronder braken, diarree en bloedingen. Dit betekende dat mensen minder kans hadden om in het openbaar het virus te verspreiden, waardoor het gemakkelijker was om deze patiënten te identificeren en te isoleren.

Een groot verschil tussen Ebola en COVID-19 is de wijze van verspreiding. Ebola wordt in het laatste stadium van de ziekte verspreid via bloed en zweet. COVID-19 daarentegen verspreidt zich gemakkelijker via ademen, hoesten of praten in nauw contact. Volgens een vroege studie uit China zijn ongeveer 80 procent van de COVID-19-gevallen mild, wat betekent dat ze weinig of geen symptomen vertonen.

De impact van deze wijdverspreide virussen varieert per leeftijdsgroep en onderliggende gezondheidsaandoeningen. Bijvoorbeeld, mensen ouder dan 65 jaar en mensen van elke leeftijd met onderliggende gezondheidsaandoeningen lopen een hoger risico op ernstige ziekte door COVID-19. Het H1N1-virus trof zowel kinderen als volwassenen. Tegen het einde van de H1N1-pandemie bestond 80 procent van de sterfgevallen uit mensen jonger dan 65 jaar.

Concluderend kan worden gesteld dat ongeacht het sterftecijfer of het aantal bevestigde gevallen, elk virus wereldwijd verwoestende gevolgen heeft. Ongetwijfeld zullen wetenschappers meer te weten blijven komen over hoe COVID-19 zich verhoudt tot andere virussen.

Leave a Reply