Hatti

De Hatti waren een inheems volk in Centraal-Anatolië (het huidige Turkije) dat voor het eerst verscheen in het gebied rond de rivier de Kizil Irmak. De overheersende opvatting is dat zij inheems waren in het land, hoewel er is gesuggereerd dat zij naar het gebied migreerden ergens vóór 2400 v. Chr. De regio stond bekend als “Land van de Hatti” van ca. 2350 v. Chr. tot 630 v. Chr., hetgeen getuigt van de invloed van de Hattische cultuur aldaar. Zij spraken een taal die Hattisch heette en leken geen eigen geschreven taal te hebben, maar gebruikten het spijkerschrift voor hun handelstransacties. Omdat de streek dicht bebost was, bouwden de Hatti hun huizen van hout en leefden van de handel in hout, keramiek en andere grondstoffen. Hun godsdienst was gericht op de verering van een Moedergodin die ervoor zorgde dat hun gewassen groeiden en hun vee gezond bleef. Zij hielden gedomesticeerde dieren en maakten kleding en dekens van schapenwol. Als agrarische samenleving domesticeerden zij ook de velden en plantten granen waarvan zij in de eerste plaats leefden, maar die zij ook aanvulden door te jagen. Aangezien hun godsdienst gebaseerd was op het idee dat alles in de natuur heilig was en een goddelijke geest bezat, lijkt het er echter niet op dat de jacht op vlees een gangbare praktijk was en wellicht alleen werd beoefend voor specifieke festivals waarbij vorsten betrokken waren.

Zij beheersten een aanzienlijk aantal stadstaten en kleine koninkrijken en hadden tegen het jaar 2700 v. Chr. een lucratieve handel opgebouwd met de regio Sumerië (Zuid-Mesopotamië). De historicus Erdal Yavuz schrijft:

Remove Ads

Advertisement

Anatolië bood een mild klimaat met betrouwbare en regelmatige regenval, noodzakelijk voor een regelmatige landbouwproductie. Naast het hout en de steen die essentieel waren voor de bouw, maar die in Mesopotamië ontbraken, had Anatolië rijke mijnen die koper, zilver, ijzer en goud leverden (1).

Hun handel met de steden van Mesopotamië verrijkte de regio en hielp bij de ontwikkeling van hun koninkrijk. De historicus Marc Van De Mieroop rekent de Hatti tot de naties en natie-staten in het diplomatieke en handelsconsortium dat hij De Club van de Grote Mogendheden noemt. Deze `club’, zoals Van De Mieroop het noemt, omvatte Mitanni, Babylonië, Assyrië, Hatti, en Egypte, hoewel tegen de tijd dat het Koninkrijk van de Hatti betrokken was bij internationale betrekkingen (ca. 1500-1200 v. Chr.), werden zij geregeerd door de Hettieten en hadden zij hun taal en cultuur reeds verloren.

In 2500 v. Chr. vestigden de Hatti hun hoofdstad hoog op een heuvel in de stad Hattusa.

In 2500 v. Chr. vestigden de Hatti hun hoofdstad hoog op een heuvel in de stad Hattusa en bezaten zij veilig land in de omliggende gebieden, terwijl zij wetten uitvaardigden en de handel regelden in een aantal naburige staten. Tussen ca. 2334-2279 v. Chr. viel de grote Sargon van Akkad de regio binnen nadat hij in 2330 v. Chr. de stad Ur had geplunderd. Vervolgens richtte hij zijn aandacht op Hattusa, maar slaagde er niet in een voordeel te behalen ten opzichte van de verdediging van de stad, die bijzonder sterk was omdat zij hoog op een goed verdedigd en versterkt plateau lag. Na Sargon’s veldtochten in de regio zette zijn kleinzoon Naram-Sin (2261-2224 v. Chr.) zijn beleid voort en vocht tegen de Hattische koning Pamba laat in de 23e eeuw v. Chr. met even weinig succes als zijn grootvader had gedaan. Ondanks de voortdurende pesterijen van de Akkadiërs bloeide de Hattische kunst rond 2200 v. Chr. op en rond 2000 v. Chr. was hun beschaving op haar hoogtepunt met welvarende handelskolonies tussen Hattusa en hun andere stad Kanesh en, natuurlijk, voortdurende handelsbetrekkingen met Mesopotamië.
In 1700 v. Chr. werd het Koninkrijk der Hatti opnieuw binnengevallen, ditmaal door de Hettieten, en de grote stad Hattusa werd bestormd en verwoest door een koning genaamd Anitta van het naburige Koninkrijk Kussara. Uit opgravingen ter plaatse blijkt dat de stad tot de grond toe is afgebrand. Koning Anitta had zo’n minachting voor de stad die hij had overwonnen, dat hij de grond vervloekte en verder iedereen vervloekte die Hattusa zou herbouwen en er zou proberen te heersen. Desondanks werd de stad niet lang daarna herbouwd en opnieuw bevolkt door een latere koning van Kussara die zich Hattusili noemde. Van De Mieroop beschrijft dit en schrijft:

Verwijder advertenties

Advertentie

Een heerser met de naam Hattusili stichtte de Hettitische staat in het begin of het midden van de zeventiende eeuw. Hij was erfgenaam van de troon van Kussara en versloeg al snel zijn concurrenten in Centraal-Anatolië. Onder zijn veroveringen bevond zich de stad Hattusa, gelegen in het centrum van de regio op een strategische en goed beschermde plaats dankzij haar ligging op een heuveltop. Hij maakte van Hattusa zijn hoofdstad, en veranderde mogelijk zijn naam om met die van de stad samen te vallen (121).

De naam Hattusili betekent `Een van Hattusa’, maar het is niet duidelijk of de koning die naam aannam na de herbouw van de stad of dat hij reeds onder die benaming bekend was. Door het beroemde document, Het Edict van Telepinu (16e eeuw v. Chr.), dat een bepaling was van wetten en verordeningen gebaseerd op precedenten uit het verleden, zijn moderne geleerden veel te weten gekomen over de geschiedenis van de heersers van het Oude Rijk van de Hettieten (waarnaar Hatti wordt verwezen) en weten zij dat Hattusili I ook bekend stond als `Man van Kussara’. Het is daarom waarschijnlijk dat hij zijn nieuwe naam aannam toen hij Hattusa eenmaal had bezet. Omdat er uit deze periode weinig archiefstukken zijn, zijn de geleerden het er niet over eens wanneer Hattusili I zijn naam aannam en waarom. Het is ook niet bekend of de stad na de verovering door Anitta werd herbouwd (en Hattusili haar dus met geweld moest innemen) of dat Hattusili de plaats eenvoudigweg innam en bouwde op de ruïnes van de oude stad.

Hattische ceremoniële standaard
Hattische ceremoniële standaard
door Carole Raddato (CC BY-NC-SA)

Het land van de Hatti werd systematisch veroverd door de Hettieten en het volk ging op in de cultuur van hun veroveraars. De Hettieten stonden bij zichzelf en hun tijdgenoten bekend als de Nesili en de naam `Hittiet’ is afkomstig van de Hebreeuwse schriftgeleerden die de bijbelse verhalen van het Oude Testament schreven. Het is mogelijk dat zij naar de streek zijn gemigreerd of, waarschijnlijker, vele jaren naast de Hatti hebben geleefd voordat de vijandelijkheden tussen de twee volkeren begonnen. In 1650 v. Chr. versloegen de Hettieten onder Hattusili I het laatste verzet van de Hatti en verwierven zij de volledige heerschappij over het gebied. Het Hatti-gebied in Anatolië stond echter tot 630 v. Chr. nog bekend als het “Land van de Hatti”, zoals blijkt uit verwijzingen in de geschriften van zowel de Egyptenaren als de Assyriërs. Het belang van het Land van de Hatti in de internationale betrekkingen blijkt uit de Amarna-brieven, spijkerschrifttabletten die in de late 19e eeuw in Amarna, Egypte, werden gevonden en die een briefwisseling vormen tussen de Egyptische farao en de koningen van Mitanni, Babylonië, Assyrië, en Hatti. Van De Mieroop schrijft:

Liefhebbers van geschiedenis?

Teken in op onze wekelijkse e-mail nieuwsbrief!

De koningen zagen zichzelf als gelijken en spraken elkaar aan als broeders. Ze bespraken diplomatieke aangelegenheden, vooral de uitwisseling van kostbare goederen en van koninklijke vrouwen, wat de onderlinge banden versterkte. De meeste brieven zijn geschreven in het Babylonisch, maar er zijn er ook twee in het Hettitisch en telkens één in het Hoerrisch en Assyrisch. Deze Amarna-brieven bestrijken een korte periode van hooguit dertig jaar, van ca. 1365 tot 1335, maar het is zeker dat dit soort correspondentie gedurende de gehele periode op verschillende plaatsen werd onderhouden (135).

De artistieke weergaven uit Hatti in deze tijd beelden het gewone volk af met langere neuzen en duidelijk andere gelaatstrekken dan die van hun leiders, waarbij de Hettitische heren en hun Hattische vazallen duidelijk naar voren komen. Wie de Hatti oorspronkelijk waren, of waar zij vandaan kwamen, blijft een mysterie in de moderne tijd door de uiteindelijke versmelting van de twee culturen en het gebrek aan anceintische documenten. In de tijd van Telepinu, de laatste koning van het Hettitische Oude Rijk (regeringsperiode ca. 1525-1500 v. Chr.), werden de Hatti eenvoudigweg voorgesteld als een lastige factie van de bevolking, niet als een afzonderlijke etnische groep. De beschaving die zij stichtten kan de Hettieten hebben voorzien van een gevestigde cultuur, handelsovereenkomsten, en vooruitgang in de landbouw, samen met godsdienst, maar het is evengoed mogelijk dat de Hettietische cultuur al over dergelijke zaken beschikte toen zij voor het eerst Hattusa binnenmarcheerden. De werkelijke aard van de relatie tussen de Hatti en de Hettieten blijft een mysterie in de moderne tijd en wacht op de ontdekking van oude documentatie om te worden opgelost.

Leave a Reply