Totally History

Genesis 1 bestaat uit 31 verzen en geeft een overzicht van hoe de wereld in 6 dagen geschapen werd. De tekst beschrijft hoe de Heer alle dingen in het leven riep behalve de mensheid, die Hij naar zijn beeld schiep.

Genesis Exodus”
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45 46 47 48 49 50

” Alle Boeken in de Bijbel “

In het Begin

Vóór de schepping van de aarde was het heelal een donkere leegte met water als de enige substantie die bestond. Gods geest bewoog zich op het wateroppervlak en Hij schiep de hemelen en de aarde.

Dag één

Op de eerste dag gebood God het licht te bestaan. Hij zag dat het goed was en scheidde het licht van de duisternis, zodat ochtend en avond van elkaar te onderscheiden zouden zijn. Hij noemde het licht dag, en de duisternis nacht.

Dag Twee

Op de tweede dag scheidde God de wateren met een leegte die Hij de hemel noemde. Water bestond toen onder de hemel en in de wolken erboven.

Dag Drie

Op de derde dag verzamelde God alle wateren beneden in één plaats en noemde ze “zeeën”. De droge grond die daardoor verscheen, noemde Hij “land.” Daarna liet Hij het land vegetatie voortbrengen, waaronder bomen, struiken en gras.

Dag Vier

Op de vierde dag plaatste God de maan, de zon en de sterren aan de hemel. De lichten zouden dienen om de heilige tijden en de dagen in het algemeen aan te geven.

Dag Vijf

Op de vijfde dag schiep God alle schepselen die in het water en de lucht leven. Hij gebood hen zich te vermenigvuldigen en de aarde te vullen.

Dag Zes

Op de zesde dag schiep God alle schepselen die op het droge wonen, waaronder wilde dieren, kruipende dingen en vee. Daarna schiep Hij de mensheid naar zijn beeld, opdat zij zouden heersen over al het gedierte der aarde. De Heer zegende hen en zei dat zij zich over het land moesten vermenigvuldigen. Aan het einde van de zesde dag was de Heer tevreden met wat Hij had geschapen.

Volgende hoofdstuk”

Genesis hoofdstuk 1 (King James Version)

1 In den beginne schiep God den hemel en de aarde.

2 En de aarde was zonder gedaante, en ledig; en duisternis was op het aangezicht der diepte. En de Geest Gods bewoog op het aangezicht der wateren.

3 En God zeide: Laat er licht zijn; en er was licht.

4 En God zag het licht, dat het goed was; en God scheidde het licht van de duisternis.

5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. En de avond en de morgen waren de eerste dag.

6 En God zeide: Laat er een uitspansel zijn in het midden der wateren, en laat het de wateren van de wateren scheiden.

7 En God maakte het uitspansel, en verdeelde de wateren, die onder het uitspansel waren, van de wateren, die boven het uitspansel waren; en het was alzo.

8 En God noemde het uitspansel de Hemel. En de avond en de morgen werden de tweede dag.

9 En God zeide: Laat de wateren onder den hemel tot één plaats verzameld worden, en laat het droge land verschijnen; en het geschiedde alzo.

10 En God noemde het droge land aarde; en de verzameling der wateren noemde hij zee; en God zag, dat het goed was.

11 En God zeide: Laat de aarde gras voortbrengen, het kruid zaad gevende, en de vruchtboom vrucht gevende naar zijn soort, welks zaad in zichzelf is, op de aarde; en het geschiedde alzo.

12 En de aarde bracht gras voort, en kruid, dat zaad voortbrengt naar zijn soort, en de boom, die vrucht voortbrengt, welks zaad in zichzelf is, naar zijn soort; en God zag, dat het goed was.

13 En de avond en de morgen werden de derde dag.

14 En God zeide: Laat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels, om den dag te scheiden van den nacht; en laat die zijn tot tekenen, en tot seizoenen, en tot dagen, en tot jaren.

15 En laat die zijn tot lichten aan het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde; en het was alzo.

16 En God maakte twee grote lichten; het grote licht om over den dag te heerschen, en het kleine licht om over den nacht te heerschen; ook maakte hij de sterren.

17 En God stelde ze in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde,

18 En om te heerschen over den dag en over den nacht, en om het licht te scheiden van de duisternis; en God zag, dat het goed was.

19 En de avond en de morgen werden de vierde dag.

20 En God zeide: Laat de wateren overvloedig voortbrengen het bewegende schepsel, dat leven heeft, en het gevogelte, dat vliegen kan boven de aarde in het open uitspansel des hemels.

21 En God schiep grote walvissen, en al het bewegende schepsel, dat de wateren overvloedig voortbrachten, naar hun soort, en al het gevleugelde gevogelte naar zijn soort; en God zag, dat het goed was.

22 En God zegende hen, zeggende: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u, en vervult de wateren der zeeën, en laat het gevogelte zich vermenigvuldigen op de aarde.

23 En de avond en de morgen werden de vijfde dag.

24 En God zeide: Laat de aarde voortbrengen het levende schepsel naar zijn soort, het vee, en het kruipend gedierte, en het gedierte der aarde naar zijn soort; en het geschiedde alzo.

25 En God maakte het gedierte der aarde naar zijn soort, en het vee naar zijn soort, en al wat op de aarde kruipt naar zijn soort; en God zag, dat het goed was.

26 En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis; en laat hen heersen over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de ganse aarde, en over al wat kruipt, dat op de aarde kruipt.

27 Alzo schiep God den mens naar zijn beeld; naar het beeld Gods schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.

28 En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt u, en bevolkt de aarde, en onderwerpt haar; en hebt de heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al wat op de aarde beweegt.

29 En God zeide: Zie, Ik heb u gegeven al het kruid, dat zaad draagt, dat op de ganse aarde is, en al het geboomte, waaraan de vrucht is van een boom, die zaad geeft; het zal u tot spijze zijn.

30 En aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al wat op de aarde kruipt, waar leven is, heb Ik elk groen kruid ten spijze gegeven; en het was alzo.

31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. En de avond en de morgen werden de zesde dag.

Volgende hoofdstuk”

Leave a Reply