Vrijstaat Fiume
Na de Eerste Wereldoorlog en de ondergang van Oostenrijk-Hongarije werd de kwestie van de status van Fiume een belangrijk internationaal probleem. Op het hoogtepunt van het geschil tussen het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen (later het Koninkrijk Joegoslavië genoemd) en het Koninkrijk Italië, pleitten de grootmachten voor de oprichting van een onafhankelijke bufferstaat. President Woodrow Wilson van de VS werd de arbiter in het Joegoslavisch-Italiaanse geschil over de stad. Hij stelde voor Fiume in te richten als onafhankelijke staat, en zelfs als mogelijke thuishaven voor de organisatie van de Volkenbond.
Het geschil leidde tot wetteloosheid en de stad wisselde van eigenaar tussen een Zuid-Slavisch Nationaal Comité en een Italiaanse Nationale Raad, wat uiteindelijk leidde tot de landing van Britse en Franse troepen die de stad overnamen. De Nationale Raad drukte te veel stempels op de Oostenrijks-Hongaarse biljetten – de Fiume Kronen – die als officieel betaalmiddel werden gebruikt. Deze verwarrende situatie werd uitgebuit door de Italiaanse dichter Gabriele d’Annunzio, die op 12 september 1919 de stad binnentrok en een 15 maanden durende bezetting begon. Een jaar later, na mislukte onderhandelingen met de Italiaanse regering, riep d’Annunzio het Italiaanse regentschap van Carnaro uit.
Op 12 november 1920 ondertekenden het Koninkrijk Italië en het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen het Verdrag van Rapallo, waarin beide partijen overeenkwamen “de volledige vrijheid en onafhankelijkheid van de Staat Fiume te erkennen en te verplichten deze tot in eeuwigheid te eerbiedigen”. Met deze akte werd de eeuwige “Vrijstaat Fiume” opgericht, die, naar later bleek, ongeveer één jaar de facto en vier jaar de jure als een onafhankelijke staat zou bestaan. De nieuw opgerichte staat werd onmiddellijk erkend door de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. D’Annunzio weigerde de overeenkomst te erkennen en werd uit de stad verdreven door de reguliere strijdkrachten van het Italiaanse leger, in de “Bloedige Kerstmis” acties van 24 tot 30 december 1920.
In april 1921 keurden de kiezers het plan voor een vrije staat en voor een consortium om de haven te beheren goed. De eerste parlementsverkiezingen werden gehouden tussen de autonomen en het pro-Italiaanse Nationale Blok. De Autonome Partij, die door de meerderheid van de Kroaten werd gesteund, behaalde 6.558 stemmen, terwijl het Nationaal Blok, bestaande uit fascistische, liberale en democratische partijen, 3.443 stemmen kreeg. De leider van de Autonomistische Partij, Riccardo Zanella, werd president.
De controle over de Vrijstaat was in een bijna voortdurende staat van flux. Na het vertrek van d’Annunzio’s troepen in december 1920 nam de Italiaanse Nationale Raad van Fiume de macht weer over en benoemde een voorlopige regering. Een pact met de plaatselijke Italiaanse commandant gaf de controle op 18 januari 1921 in handen van de militairen, maar dit duurde slechts drie dagen voordat een nationalistische opstand uitbrak. Zij benoemden een buitengewone regering, die twee dagen later viel. In juni 1921 werd een Italiaanse koninklijke commissaris benoemd, wiens macht twee weken duurde.
Een groep loyalisten van d’Annunzio nam een deel van de stad in, totdat zij op hun beurt in september werden verdreven. In oktober werd de autonome Riccardo Zanella tot voorlopig president benoemd; zijn bewind duurde tot 3 maart 1922, toen Italiaanse fascisten een staatsgreep pleegden en de wettelijke regering naar Kraljevica ontsnapte. Op 6 maart werd de Italiaanse regering verzocht de orde te herstellen en op 17 maart trokken Italiaanse troepen de stad binnen. Zij gaven de controle terug aan de minderheid van de grondwetgevende vergadering die loyaal was aan de Italiaanse annexationisten.
Na de afkondiging van het Verdrag van Rapallo werd in november 1921 de Communistische Partij van Fiume (Partito Comunista di Fiume – Sezione della III.a Internazionale) opgericht. De Communistische Partij van Fiume was de kleinste communistische partij ter wereld. Zij werd opgericht volgens de beginselen van de Derde Internationale, volgens welke elke soevereine staat zijn eigen communistische partijorganisatie moest hebben.
In januari 1924 ondertekenden het Koninkrijk Italië en het Koninkrijk Serviërs, Kroaten en Slovenen het Verdrag van Rome (27 januari 1924), waarbij zij instemden met de annexatie van Fiume door Italië en de opslorping van Sušak door het Koninkrijk Serviërs, Kroaten en Slovenen; dit werd van kracht op 16 maart. De regering in ballingschap van de Vrijstaat beschouwde deze akte als ongeldig en niet-bindend onder het internationaal recht en zette haar activiteiten voort.
Leave a Reply