Voorarm pronatie en supinatie: betrouwbaarheid van absolute draaimomenten en niet dominante/dominante ratio’s
Deze studie onderzocht de betrouwbaarheid van pronatie- en supinatiemetingen uitgedrukt in absolute eenheden (newtonmeters ) en niet dominante/dominante ratio’s (%), en isometrisch bepaald met behulp van de BTE (WS20) en de Cybex (340) dynamometers. Eenentwintig gezonde mannen en 22 gezonde vrouwen werden tweemaal getest op elk toestel, binnen 14 dagen. Twaalf van de 16 betrouwbaarheidscoëfficiënten voor de absolute draaimomenten werden aanvaardbaar (> 0,75) geacht wanneer zij werden bepaald als de betrouwbaarheid van twee herhalingen bij één gelegenheid, terwijl 14 van de 16 coëfficiënten aanvaardbaar werden geacht wanneer zij werden bepaald als de betrouwbaarheid van twee herhalingen bij elk van twee gelegenheden. De betrouwbaarheidscoëfficiënten voor de verhoudingen niet-dominant/dominant waren echter niet aanvaardbaar bij één (0 van 8 coëfficiënten > 0,75) of twee (2 van 8 coëfficiënten > 0,75) gelegenheden. Ratiogegevens werden ook gekenmerkt door grotere standaard meetfouten (SEMs) en bredere 95% betrouwbaarheidsintervallen, in verhouding tot het steekproefgemiddelde en de standaardafwijking. Over het geheel genomen waren de betrouwbaarheidscoëfficiënten, SEM’s en 95%-betrouwbaarheidsintervallen vergelijkbaar voor mannen en vrouwen, pronatie- en supinatiebewegingen, en de BTE- en Cybex-dynamometers. De auteurs stellen voor om waar mogelijk absolute scores te gebruiken, omdat deze gegevens betrouwbaardere metingen opleveren – vooral wanneer de clinicus maar weinig testmomenten heeft om uitgangsscores vast te stellen.
Leave a Reply