vet-Anatomie
Beschrijving
De cutane spieren van het hoofd worden alle aangestuurd door de aangezichtszenuw (VII). Deze spieren werken in op de huid van het hoofd, het kraakbeen van de neus of van het uitwendige oor. Naast hun specifieke functie (bescherming van het oog, kauwen, enz.), nemen zij actief deel aan de uitdrukking van gevoelens en bepalen zij de bijzondere fysionomie van het individu. Zij worden in drie subgroepen onderverdeeld: de schedelspieren, de gezichtsspieren en de oorspieren.
Minder ontwikkeld bij gedomesticeerde zoogdieren dan bij de mens, worden deze spieren soms beschouwd als onderverdelingen van dezelfde epicraniale spier (M. epicranius).
Bij de mens zijn zij verenigd door een brede epicraniale aponeurosis (Galea aponeurotica, s. aponeurosis epicranialis) die het gehele schedelgewelf bedekt, en waarvan de randen zich uitstrekken.
Naast enkele laterale stralen, ter hoogte van de temporale fossa (M. temporoparietalis), vormen zij aan weerszijden twee brede en dunne spierbladen die zich bevinden op de achterhoofdskwab en de andere op het voorhoofd. Deze twee formaties worden in het N.A. beschouwd als twee koppen (venter occipitalis, venter frontalis) van één enkele occipitofrontale spier (M. occipitofrontalis), digastrisch geworden door de apositie van de epicraniale aponeursis. Deze opvatting is nauwelijks houdbaar in vergelijking met de anatomie en kan beter worden omschreven als een occipitale spier (M.occipitalis) die op de bovenste gebogen lijn van het achterhoofdsbeen is ingebracht en een frontale spier (M. frontalis) die op het voorhoofdsbeen, boven de wenkbrauw, is vastgehecht.
In Carnivoren zijn beide spieren aanwezig; zij zijn zwak bij Honden maar dik bij Katten.
In Hoefdieren ontbreekt de occipitale spier.
Bij Konijnen is deze spier zeer breed, en strekt zich uit van de interauriculaire streek tot aan de basis van de neus; maar hij is zo dun, licht en hecht aan de huid, dat hij dikwijls onopgemerkt blijft.
De cutane spieren van de schedel krijgen hun motorische innervatie van de nervus facialis (VII); de occipitale door de caudale auriculaire tak en de frontale door de auriculopalpebrale tak.
In deze definitie is tekst overgenomen uit het boek ‘Anatomie comparée des mammifère domestiques’ – 5e druk – Robert Barone – Vigot
Leave a Reply