Vergelijkende psychologie

Comparatieve psychologie

Door Dr. Saul McLeod, gepubliceerd 2015

Comparatieve psychologie is het bestuderen van dieren om zo meer te weten te komen over de mens. De onderliggende veronderstelling is dat de wetten van gedrag tot op zekere hoogte hetzelfde zijn voor alle soorten en dat daarom kennis die wordt opgedaan door ratten, honden, katten en andere dieren te bestuderen, kan worden gegeneraliseerd naar mensen.

Er is een lange geschiedenis van experimenteren op dieren en veel nieuwe geneesmiddelen en cosmetica werden eerst getest op niet-mensen om te zien wat de effecten ervan waren. Als er geen duidelijke schadelijke bijwerkingen waren, volgden vaak proeven op mensen.

In de psychologie wordt de methode vaak geprefereerd door degenen die een nomothetische benadering hanteren (b.v. behaviorisme en de biologische benadering).

De behavioristen stelden bijvoorbeeld dat de wetten van het leren voor alle soorten hetzelfde waren. Pavlov’s (1897/1902) studies van de klassieke conditionering bij honden en Skinner’s studies van de operante conditionering bij ratten worden daarom gezien als inzichten verschaffend in de menselijke psychologie. Sommigen zouden zelfs zover gaan te beweren dat de resultaten van dergelijke studies een rechtvaardiging vormen voor het reorganiseren van de manier waarop wij kinderen op scholen onderwijzen.

Een andere toepassing van de vergelijkende psychologie is in de studie van de ontwikkeling van kinderen. Konrad Lorenz en Harry Harlow zijn slechts twee van de bekendste onderzoekers naar de effecten van maternale ontbering.

Lorenz (1935) bestudeerde inprenting bij eenden en ganzen. Hij ontdekte dat er een kritieke periode in de kindertijd was waarin het eendje gehecht zou raken en dat als deze kans gemist werd, het later niet gehecht zou raken.

Harlow (1958) ontdekte dat zuigelingen resusapen die van hun moeder (en van alle andere apen) gescheiden werden, onomkeerbare sociale en emotionele schade opliepen.

Vele psychologen hebben betoogd dat menselijke zuigelingen ook een kritieke hechtingsperiode hebben en dat ook zij blijvende schade op lange termijn lijden als zij van hun hechtingsfiguur worden gescheiden.

Sterkten

  1. In sommige opzichten zijn mensen vergelijkbaar met andere soorten. Wij vertonen bijvoorbeeld territoriumdrift, baltsrituelen, een “pikorde”. Wij verdedigen onze jongen, zijn agressief als wij bedreigd worden, spelen, enzovoort.

    Vele parallellen kunnen dus worden getrokken tussen onszelf en vooral andere zoogdieren met complexe vormen van sociale organisatie.

  2. Studie van andere soorten vermijdt vaak een aantal van de complexe ethische problemen die gepaard gaan met het bestuderen van de mens. Men kan bijvoorbeeld niet kijken naar de effecten van maternale deprivatie door het verwijderen van zuigelingen van hun moeders of het uitvoeren van isolatie-experimenten op mensen op de manier die is gedaan op andere soorten.

Beperkingen

  1. Hoewel wij in sommige opzichten gelijk zijn aan andere soorten, zijn wij dat in andere opzichten niet. De mens heeft bijvoorbeeld een veel verfijndere intelligentie dan andere soorten en veel meer van ons gedrag is het resultaat van een bewuste beslissing dan het product van een instinct of een drift.

    De mens is ook anders dan alle andere soorten in die zin dat wij het enige dier zijn dat taal heeft ontwikkeld. Terwijl andere dieren communiceren door middel van tekens, gebruiken wij symbolen en onze taal stelt ons in staat te communiceren over gebeurtenissen in het verleden en de toekomst en over abstracte ideeën.

  2. Velen zouden aanvoeren dat het experimenteren op dieren ethisch volstrekt verwerpelijk is. Mensen kunnen tenminste hun toestemming geven of onthouden. De dieren die in sommige vreselijke experimenten zijn gebruikt, hadden die keuze niet.

    En wat hebben we gewonnen bij al het lijden dat we deze andere diersoorten hebben aangedaan. Critici stellen dat de meeste resultaten niet de moeite waard zijn en dat het doel de middelen niet heiligt.

APA Style References

Harlow, H. F. & Zimmermann, R. R. (1958). The development of affective responsiveness in infant monkeys. Proceedings of the American Philosophical Society, 102,501 -509.

Lorenz, K. (1935). Der Kumpan in der Umwelt des Vogels. Der Artgenosse als auslösendes Moment sozialer Verhaltensweisen. Journal für Ornithologie, 83, 137-215, 289-413.

Pavlov, I. P. (1897/1902). Het werk van de spijsverteringsklieren. Londen: Griffin.

Nadere informatie

Hoe naar dit artikel te verwijzen:

Hoe naar dit artikel te verwijzen:

McLeod, S. A. (2015). Vergelijkende psychologie. Simply Psychology. https://www.simplypsychology.org/comparative-psychology.html

Print Friendly and PDF

Home | Over | A-Z Index | Privacy Policy| Contact Us

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-Geen Afgeleide Werken 3.0 Unported License.

Company Registration no: 10521846

Leave a Reply