Totally History

Genesis 3 bevat 24 verzen die de val van de mens en hun verbanning uit de Hof van Eden weergeven.

Genesis Exodus”
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45 46 47 48 49 50

” Alle Boeken in de Bijbel “

De slang bedriegt Eva

Genesis 3:1 zegt dat de slang het sluwste was van alle dieren die God geschapen had. Hij wist dat de Heer Adam had bevolen van alle bomen in de tuin fruit te eten, behalve van de boom van kennis van goed en kwaad.

Dus besloot de slang Adams vrouw te verleiden. De vrouw beweerde dat God haar had verboden van de boom te eten, opdat zij niet zou worden gedood. De slang weerlegde echter haar geloof en zei haar dat de vrucht haar niet zou doden, maar haar kennis zou geven gelijk aan die van God. De vrouw at van de vrucht en overtuigde daarna Adam om dat ook te doen.

De mens verbergt zich voor God

Onmiddellijk nadat Adam van de verboden vrucht had gegeten, merkten zij dat zij naakt waren en naaiden bladeren aan elkaar om hun lichaam te bedekken. Later, toen zij God in de tuin hoorden wandelen, verstopten zij zich voor Hem in de struiken. Toen God hen riep en vroeg waar zij waren, antwoordde Adam dat zij zich verstopten vanwege hun naaktheid. Toen Hij vroeg hoe zij te weten waren gekomen dat zij naakt waren, vertelden zij de Heer hoe de vrouw door de slang was misleid, en Adam door de vrouw.

Gevolgen

Omwille van haar bedrog vervloekte de Heer de slang en zei tegen haar dat Hij vijandschap zou scheppen tussen haar en de vrouw. Hij zei dat de mens de kop van de slang zou vermorzelen, terwijl de slang de hiel van de mens zou slaan. God vertelde de vrouw dat zij zou lijden door een pijnlijke geboorte van een kind en dat haar man over haar zou heersen. Adam werd verteld dat hij zou zwoegen om te overleven al de dagen van zijn leven. Tenslotte vertelde God hen dat, omdat zij uit stof voortkwamen, zij na de dood tot stof zouden wederkeren.

Afgelopen

Adam noemde de vrouw Eva, omdat zij de moeder van de gehele mensheid was. De Heer wist dat de mens nu in staat was onderscheid te maken tussen goed en kwaad en besloot hen daarom uit Eden te verbannen. Hij plaatste een vlammend zwaard bij de ingang om te voorkomen dat de mens de hof opnieuw zou betreden.

“Vorige hoofdstukVolgende hoofdstuk”

Genesis hoofdstuk 3 (King James Version)

1 De slang nu was listiger dan enig beest des velds, dat de HERE God gemaakt had. En hij zeide tot de vrouw: Ja, heeft God gezegd: Gij zult van geen boom in den hof eten?
2 Toen zeide de vrouw tot den slang: Wij mogen eten van de vrucht der bomen van den hof.
3 Maar van de vrucht van den boom, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten, noch zult gij dien aanraken, opdat gij niet sterft.
4 En de slang zeide tot de vrouw: Gij zult zekerlijk niet sterven;
5 want God weet, dat ten dage, als gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij zult zijn als goden, kennende goed en kwaad.
6 En toen de vrouw zag, dat de boom goed was om te eten, en dat hij aangenaam was voor de ogen, en een boom om begeerd te worden om wijs te worden, nam zij van zijn vrucht, en at, en gaf ook aan haar man met haar; en hij at.
7 En hun beider ogen werden geopend, en zij bemerkten, dat zij naakt waren; en zij naaiden vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten.
8 En zij hoorden de stem des HEEREN Gods, wandelende in den hof, in de koelte des daags; en Adam en zijn vrouw verborgen zich voor de aangezicht des HEEREN Gods tussen de bomen des hofs.
9 En de HEERE God riep tot Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?
10 En hij zeide: Ik hoorde Uw stem in den hof, en ik werd bevreesd, omdat ik naakt was; en ik verborg mij.
11 En Hij zeide: Wie heeft u gezegd, dat gij naakt waart? Hebt gij van den boom gegeten, welken ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt?
12 En de man zeide: De vrouw, die Gij gegeven hebt om met mij te zijn, die heeft mij van den boom gegeven, en ik heb gegeten.
13 En de HEERE God zeide tot de vrouw: Wat hebt gij gedaan? En de vrouw zeide: De slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.
14 Toen zeide de HEERE God tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan, en stof zult gij eten al de dagen uws levens:
15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; het zal uw kop vermorzelen, en gij zult zijn hiel vermorzelen.
16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal uw smart en uw bevruchting zeer vermenigvuldigen; in smart zult gij kinderen baren; en uw begeerte zal tot uw man zijn, en hij zal over u heersen.
17 En tot Adam zeide Hij: Omdat gij naar de stem uwer vrouw geluisterd hebt, en van den boom gegeten hebt, dien Ik u geboden heb, zeggende: Gij zult daarvan niet eten: Vervloekt is de aardbodem om uwentwil; in smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens;
18 doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten;
19 in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert; want daaruit zijt gij genomen; want stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren.
20 En Adam noemde zijn vrouw Eva; want zij was de moeder van alle levenden.
21 Ook maakte de HEERE God aan Adam en aan zijn vrouw vellen vellen, en Hij bekleedde hen.
22 En de HEERE God zeide: Zie, de mens is geworden als een onzer, om goed en kwaad te kennen; en nu, opdat hij zijn hand niet zou uitsteken, en ook van den boom des levens zou nemen, en eten, en in eeuwigheid leven:
23 Daarom zond de HEERE God hem uit den hof van Eden, om den aardbodem te bewerken, van waar hij genomen was.
24 Zo dreef Hij de mens uit, en Hij plaatste aan het oosten van de hof van Eden Cherubijnen, en een vlammend zwaard, dat zich in alle richtingen wendde, om den weg van den boom des levens te bewaren.

“Vorig HoofdstukVolgende Hoofdstuk”

Leave a Reply