Spartacus Educational
Alexander Gardner werd geboren in Paisley, Renfew, Schotland op 17 oktober 1821. De familie verhuisde naar Glasgow en op veertienjarige leeftijd verliet Gardner de school en ging hij in de leer als juwelier.
Als jongeman raakte Gardner geïnteresseerd in de socialistische ideeën die werden voorgestaan door Robert Owen. Geïnspireerd door de New Harmony-gemeenschap die door Robert Dale Owen en Fanny Wright in Indiana was opgericht, hielp Gardner bij de oprichting van de Clydesdale Joint Stock Agricultural & Commercial Company. Het plan was om fondsen te werven en land te verwerven in de Verenigde Staten.
In 1850 reisden Gardner, zijn broer James Gardner, en zeven anderen naar de Verenigde Staten. Hij kocht land en stichtte een coöperatieve gemeenschap in de buurt van Monona, in Clayton County, Iowa. Gardner keerde terug naar Schotland om te helpen meer geld bijeen te brengen en nieuwe leden te werven.
Gardner gebruikte een deel van zijn fondsen om de krant, de Glasgow Sentinel, te kopen. De krant, die elke zaterdag verscheen, bracht verslag uit over nationaal en internationaal nieuws. In zijn hoofdartikelen pleitte Gardner voor sociale hervormingen die de arbeidersklasse ten goede zouden komen. Binnen drie maanden nadat hij de leiding over de krant had gekregen, was de oplage gegroeid tot 6500 exemplaren, waarmee het de op een na best verkopende krant in Glasgow werd.
In mei 1851 bezocht Gardner de Great Exhibition in Hyde Park, waar hij de foto’s van Matthew Brady zag. Kort daarna begon Gardner, die altijd al geïnteresseerd was geweest in scheikunde en wetenschap, te experimenteren met fotografie. Hij begon ook fototentoonstellingen te recenseren in de Glasgow Sentinel.
Gardner besloot in het voorjaar van 1856 naar de Verenigde Staten te emigreren. Hij nam zijn moeder, zijn vrouw, Margaret Gardner, en hun twee kinderen mee. Toen hij in de Clydesdale kolonie aankwam, ontdekte hij dat verscheidene leden aan tuberculose leden. Zijn zuster, Jessie Sinclair, was aan de ziekte overleden en haar man zou spoedig daarna volgen.
Gardner besloot de Clydesdale gemeenschap te verlaten en zijn gezin in New York te vestigen. Kort daarna vond hij werk als fotograaf bij Matthew Brady. Gardner was een expert in het nieuwe collodiumproces (natte-plaatproces) dat de daguerreotypie snel aan het verdringen was. Gardner specialiseerde zich in het maken van wat bekend werd als Imperial foto’s. Deze grote afdrukken (17 bij 20 inch) waren erg populair en Brady kon ze verkopen voor tussen de $50 en $750, afhankelijk van de hoeveelheid retouches met india-inkt die nodig waren.
In de jaren 1850 begon Brady’s gezichtsvermogen achteruit te gaan en hij begon zwaar op Gardner te leunen om het bedrijf te runnen. In februari 1858 kreeg Gardner de leiding over Brady’s galerie in Washington. Hij ontwikkelde al snel een reputatie als uitstekend portretfotograaf. Hij leidde ook de jonge leerling-fotograaf Timothy O’Sullivan op.
Bij het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog nam de vraag naar Gardners werk dramatisch toe, omdat soldaten in uniform gefotografeerd wilden worden voordat zij naar de frontlinie gingen. De volgende officieren werden allemaal gefotografeerd in de Matthew Brady Studio: Nathaniel Banks, Don Carlos Buell, Ambrose Burnside, Benjamin Butler, George Custer, David Farragut, John Gibbon, Winfield Hancock, Samuel Heintzelman, Joseph Hooker, Oliver Howard, David Hunter,John Logan, Irvin McDowell, George McClellan, James McPherson, George Meade, David Porter, William Rosecrans, John Schofield, William Sherman, Daniel Sickles, George Stoneman, Edwin Sumner, George Thomas, Emory Upton, James Wadsworth en Lew Wallace.
In juli 1861 reisden Matthew Brady en Alfred Waud, een kunstenaar die voor Harper’s Weekly werkte, naar de frontlinie en waren daar getuige van Bull Run, de eerste grote veldslag van de oorlog. De slag werd een ramp voor het leger van de Unie en Brady werd bijna gevangen genomen door de vijand.
Traks teruggekeerd van het front besloot Matthew Brady de Amerikaanse Burgeroorlog fotografisch vast te leggen. Hij stuurde Gardner, James Gardner, Timothy O’Sullivan, William Pywell, George Barnard, en achttien andere mannen om door het land te reizen en foto’s van de oorlog te maken. Ieder had zijn eigen reizende donkere kamer, zodat de collodiumplaten ter plaatse konden worden bewerkt. Zo maakte Gardner onder meer de beroemde President Lincoln on the Battlefield of Antietam en Home of a Rebel Sharpshooter (1863).
In november 1861 werd Gardner benoemd tot staflid van Generaal George McClellan, de bevelhebber van het Leger van de Potomac. Gardner, die de eretitel van kapitein kreeg, fotografeerde de slagen bij Antietam (september 1862), Fredericksburg (december 1862), Gettysburg (juli 1863) en het beleg van Petersburg (juni 1864-april 1865).
Hij fotografeerde ook Mary Surratt, Lewis Powell, George Atzerodt, David Herold, Michael O’Laughlin, Edman Spangler en Samuel Arnold nadat zij waren gearresteerd en beschuldigd van samenzwering tot moord op Abraham Lincoln. Hij nam ook foto’s van de executie van Surratt, Powell, Atzerodt en Herold die op 7 juli 1865 in de penitentiaire inrichting van Washington werden opgehangen. Vier maanden later fotografeerde hij de executie van Henry Wirz, de commandant van de Andersonville gevangenis in Georgia.
Na de oorlog vestigde Brady zijn eigen galerie in Washington. Hij maakte onder meer foto’s van veroordeelde misdadigers voor de politie van Washington. Hij publiceerde ook een tweedelige verzameling van 100 foto’s uit de Amerikaanse Burgeroorlog, Gardner’s Photographic Sketchbook of the War (1866).
In 1867 werd Gardner de officiële fotograaf van de Union Pacific Railroad. Naast het documenteren van de aanleg van de spoorlijn in Kansas, fotografeerde Gardner ook de inheemse Amerikanen die in het gebied woonden. Alexander Gardner overleed in 1882 in Washington.
Leave a Reply