Johann Joseph Fux
De Gradus ad Parnassum (Trappen of Beklimming van de berg Parnassus) is een theoretisch en pedagogisch werk dat Fux in 1725 in het Latijn heeft geschreven en dat in 1742 door Lorenz Christoph Mizler in het Duits is vertaald. Fux droeg het op aan Keizer Karel VI.
Het werk is verdeeld in twee grote delen. In het eerste deel geeft Fux een samenvatting van de theorie over Musica Speculativa, of de analyse van intervallen als verhoudingen tussen getallen. Dit deel is in een eenvoudige collegestijl, en bekijkt muziek vanuit een zuiver wiskundige invalshoek, in een theoretische traditie die, via de werken van de theoretici uit de Renaissance, teruggaat tot de Oude Grieken. Fux legt uit dat intervallen in exacte wiskundige verhoudingen resulteren in grotere en kleinere halve tonen, en hij vermeldt ook dat sommige organisten extra toetsen toevoegden (gesplitste helften om kleinere en grotere halve tonen te gebruiken), maar dat het toevoegen van extra toetsen op een klavier problematisch was en daarom verdeelden ze elke noot in “zwei gleiche Theile” (twee gelijke delen), resulterend in gelijkzwevende temperamenten. Hij vervolgt:
Da man aber erfahren, daß solches in Zahlen nicht angeht, ist das Ohr zu hülfe genommen worden, indem man von dem einem Theil einem fast gar nicht mercklichen Theil weggenommen, und dem andern zugesetzet.
De werken van Mersenne, Cicero en Aristoteles behoren tot de verschillende referenties die Fux in dit deel aanhaalt.
Het tweede deel, over Musica Pratica, is het deel van dit traktaat waarin de auteur zijn onderricht geeft over contrapunt, fuga, dubbel contrapunt, een korte verhandeling over muzikale smaak, en zijn ideeën over het componeren van gewijde muziek, het schrijven in de a capella en in de recitativo stijl. Dit deel heeft de vorm van een dialoog, tussen een meester (Aloysius, Latijn voor Luigi, die de ideeën van Palestrina moet voorstellen) en een leerling, Josephus, die Fux zelf voorstelt, een zelfverklaarde bewonderaarder van Palestrina. Aan het begin verklaart Fux zijn doel: “een eenvoudige methode uit te vinden waardoor een beginneling stap voor stap het meesterschap in deze kunst kan bereiken” en hij geeft zijn mening over de hedendaagse praktijk: “Ik zal mij niet laten afschrikken door de vurigste haters van de school, noch door de verdorvenheid van de tijd.” Hij stelt ook dat theorie zonder praktijk nutteloos is, waarmee hij in zijn boek de nadruk legt op praktijk boven theorie.
Hoewel Gradus ad Parnassum beroemd is als de oorsprong van de term “species contrapunt”, was Fux niet de eerste die het idee uitvond. In 1610 publiceerde Girolamo Diruta, een componist van de Venetiaanse school, Il Transilvano, waarin de polyfone stijl van de Renaissance werd voorgesteld als een reeks van types: één noot tegen één noot, twee noten tegen één noot, suspensies, enzovoort. Fux’ werk herhaalde een deel van Diruta’s werk, mogelijk toevallig, want het is niet bekend dat hij een exemplaar bezat.
In het soort contrapunt, zoals gegeven in Fux, moet de student het schrijven van contrapunt in elke soort onder de knie krijgen voordat hij naar de volgende overgaat. De soorten zijn, in volgorde, noot tegen noot; twee noten tegen één; vier noten tegen één; ligatuur of suspensies (één noot tegen één, maar verschoven met de helft van de nootwaarde); en floraal contrapunt, waarin de andere soorten vrijelijk worden gecombineerd. Wanneer alle soorten tweestemmig onder de knie zijn, worden de soorten nog eens driestemmig doorgenomen, en vervolgens vierstemmig. (Af en toe worden in moderne contrapuntleerboeken de derde en vierde soort omgedraaid, waarbij suspensies worden onderwezen voor vier noten tegen één). Fux verklaarde van plan te zijn paragrafen toe te voegen over hoe contrapunt te schrijven voor meer dan vier stemmen, waarbij hij aangaf dat de regels op dit gebied “minder strikt zouden worden nageleefd”. Maar, verwijzend naar zijn slechte gezondheid als gevolg van jicht en ouderdom, verkoos hij het boek af te sluiten zoals het was.
Het moderne contrapuntonderwijs is in hoge mate schatplichtig aan Gradus ad Parnassum, en Fux presenteerde de ideeën met zo’n helderheid en focus dat zowel latere als moderne contrapuntteksten zijn werk blijven citeren, van het boek van Albrechtsberger (Gründliche Anweisung zur Komposition) tot 20e eeuwse voorbeelden zoals het boek van Knud Jeppesen (Counterpoint: The Polyphonic Vocal Style of the Sixteenth Century). Bovendien is Gradus ad Parnassum een opmerkelijk historisch document omdat het duidelijk het stilistische onderscheid afbakent van de hele barokperiode tussen een antieke en sacrale stijl en een modernere en grotendeels wereldlijke stijl.
De Latijnse uitgave van Fux’ Gradus ad Parnassum uit het jaar 1725 is het enige bewaard gebleven boek van J.S. Bachs persoonlijke bibliotheek van theoretische werken. Aangezien Mizler een leerling was van J.S. Bach, heeft de musicoloog Christoph Wolff gesuggereerd dat Bach een rol kan hebben gespeeld in het overhalen van Mizler om het traktaat te vertalen.
Leave a Reply