Hemipelvectomie
Voor het uitvoeren van een hemipelvectomie moeten chirurgen beschikken over gedetailleerde kennis van de bekkenanatomie en de relatie daarvan met de bekkentumor. Beeldvormingsstudies zoals conventionele radiografie, computertomografie en magnetische resonantie beeldvorming helpen de chirurg de anatomie te visualiseren en het verband met de plaatselijke pathologie. Bij de resectie van tumoren in het bekken worden chirurgische oncologische technieken gebruikt. Dergelijke technieken verzekeren dat adequate resectiemarges worden verkregen op het moment van chirurgie om tumorrecidief te minimaliseren.
Het Enneking en Dunham classificatiesysteem werd in 1978 ontwikkeld om chirurgen te helpen bij het karakteriseren van bekkenresecties. Dit classificatieschema verdeelt bekkenresecties in 3 subtypes: Type I, Type II, en Type III. Bij type I-resecties wordt het ilium verwijderd. Bij type II-resecties wordt de peri-acetabulaire regio verwijderd. Bij resecties van type III wordt het zitbeen en/of het schaambeen verwijderd.
Resectie van bekkenbeen vereist meestal een daaropvolgende reconstructie om de stabiliteit van het heupgewricht te verzekeren, vooral bij interne hemipelvectomie. Voorbeelden van bekkenreconstructie zijn het gebruik van een allograft, autograft of prothese om de resterende uiteinden van het bekkenbot na de resectie te overbruggen. Arthrodese is een techniek die kan worden gebruikt bij interne hemipelvectomie om het proximale femur vast te zetten aan een segment van het bekkenbot met als doel de onderste extremiteit te stabiliseren.
Leave a Reply