Hamilcar Barca
Hamilcar Barca (Punische Abd-Melqart; †229 BCE): Carthaagse aanvoerder en politicus, stichter van het Spaanse rijk van Carthago, vader van de Barciden, vader van Hannibal.
Inleiding
Hamilcar Barca verwierf bekendheid tijdens de laatste jaren van de Eerste Punische Oorlog, die de Romeinen en Carthagers in 264 waren begonnen. Na hevige gevechten was de oorlog in een patstelling geëindigd. Rome had verschillende steden op Sicilië veroverd (Messana, Acragas en Panormus), maar haar bezit van deze steden was niet veilig zolang Carthago een bruggenhoofd in het uiterste westen van het eiland had: Lilybaeum en Drepana (het huidige Marsala en Trapani). In het begin van de jaren 240 waren de Romeinen begonnen deze twee bolwerken te belegeren, maar hun vijanden hadden hun troepen op Sicilië kunnen versterken. Rome had de Carthagers nog niet definitief verslagen, die nog steeds machtig waren op zee en gebruik maakten van blokkade-runners.
In 249 had de Romeinse consul Publius Claudius Pulcher geprobeerd de blokkade aan te scherpen, en had de Carthaagse marine bij Drepana aangevallen. Hij werd echter verslagen door zijn tegenstander, admiraal Adherbal. Nog erger voor de Romeinen was dat de andere consul, Lucius Junius Pullus, de restanten van de Romeinse zeemacht in een storm had verloren. Toch was hij erin geslaagd de berg Eryx, ten oosten van Drepana, te bezetten, wat betekende dat de twee havens nu van de rest van het eiland waren afgesneden. De belegering van de twee havens kon doorgaan.
Toch waren beide partijen uitgeput. Rome was niet in staat een nieuwe vloot te bouwen, en Carthago concentreerde zich op oorlogvoering tegen opstandige nomadenstammen in het binnenland, waar Hanno de Grote succesvol was. Achteraf kunnen we zeggen dat Carthago een kans gemist heeft om de oorlog te beëindigen: nu de Romeinse zeemacht vernietigd was, konden de Carthagers overal toeslaan, en het is waarschijnlijk dat na een herovering van Panormus, Rome gedwongen zou zijn geweest om tot een vergelijk te komen. Aan de andere kant waren voortdurende acties ter zee duur, en zelfs het rijke Carthago kwam geld tekort, omdat de nomadische stammen (die waren ontketend toen de Romeinen in 256 Afrika waren binnengevallen) echt gevaarlijk waren. Het winnen van de oorlog in het binnenland was wellicht een noodzakelijke eerste om de minder bedreigende oorlog op Sicilië te kunnen financieren.
Sicilië
Aan de impasse kwam een einde toen Hamilcar Barca in 246 op Sicilië aankwam. In het jaar daarvoor had hij de Italiaanse kust aangevallen; nu sloeg hij toe in de achterhoede van de Romeinse linies en landde ten westen van Panormus, waar hij een berg bezette die Heirkte heette. Drie jaar lang kon hij de Romeinse troepen aanvallen, het platteland verwoesten, vele schermutselingen uitvechten en invallen over zee doen tot aan Cumae en Catana. In 244 viel hij plotseling de Romeinse versterkingen op de berg Eryx aan en bezette een deel ervan, maar was niet in staat het beleg van het nabijgelegen Drepana op te heffen. Hier zou hij enige tijd blijven en de belegeraars belegeren.
In Carthago was Hamilcar een populaire, charismatische oorlogsheld die zijn familienaam eer aan deed: Bârâq betekent “bliksem” (vergelijk de hellenistische koninklijke titel met dezelfde betekenis, Keraunos). Maar uiteindelijk brachten zijn acties niet echt verandering in de strategische posities van de twee strijdende partijen. De belegering van de twee steden ging door, de Romeinen kwamen langzaam dichter bij hun doel, en Carthago kon het niet verhinderen. Hamilcar kon het evenmin verhinderen.
Toch waren de steden niet veroverd en bleven de blokkadelopers de twee bolwerken versterken. De Romeinen beseften dat de oorlog op zee beslist moest worden, en bouwden een nieuwe vloot. In de zomer van 242 voeren tweehonderd schepen onder consul Gaius Lutatius Catulus naar Drepana. De eerste aanval mislukte, maar omdat de voorraden in de stad uitgeput raakten, waren de Carthagers gedwongen versterkingen te sturen. In maart 241 was hun vloot gereed. De commandant Hanno voer naar het oosten, maar werd verslagen. De twee belegerde steden waren nu ten dode opgeschreven.
De Carthaagse Senaat, die zich niet tot de overgave wilde verplichten, verzocht Hamilcar over een vredesverdrag te onderhandelen, en hij liet deze twijfelachtige eer over aan Gesco, de bevelhebber van Lilybaeum.
Hij onderhandelde een billijke deal: Sicilië zou Romeins worden, Carthago mocht Syracuse (een Romeinse bondgenoot) niet aanvallen en moest alle krijgsgevangenen teruggeven, en het moest twintig termijnen van 110 talenten betalen. Helaas accepteerde de volksvergadering in Rome dit niet, en werden de voorwaarden aangescherpt: Carthago verloor een aantal extra eilanden, 1000 talenten moesten in één keer worden betaald, en voor de komende tien jaar zou Carthago 220 talenten moeten betalen. Dit was het einde van de oorlog.
Afrika
De Carthaagse troepen keerden nu terug naar hun vaderland. Velen hadden hun soldij al maanden niet ontvangen, en kwamen in opstand. Het was een bonte bemanning van Grieken, Spanjaarden, Balearen, Galliërs en Libiërs die nu op Tunesië marcheerden, onder bevel van een voormalige Italiaanse slaaf genaamd Spendius en een Libiër genaamd Matho. Opnieuw weigerde de Carthaagse Senaat verantwoordelijkheid te nemen voor de onderhandelingen; en opnieuw werd Gesco gekozen om het vuile werk op te knappen. Toen hij de opstandelingen bezocht, martelden zij hem dood.
De opstand van de huurlingen lokte andere opstanden uit, en Carthago was ernstig verzwakt. Alleen Utica en Hippo Diarrhytus bleven trouw, en de wanhopige Carthagers zonden een leger uit, onder bevel van Hanno de Grote, dat er niet in slaagde het beleg van Utica op te heffen. Nu werd Hamilcar Barca aangesteld als tweede generaal, en hij had meer succes, versloeg de huurlingen bij de rivier Bagradas, en achtervolgde Spendius. Hij trachtte de oorlog te beëindigen door een blijk van inschikkelijkheid, maar Spendius beval de executie van vele krijgsgevangenen, waarna de oorlog steeds wreder werd. Intussen vielen Utica en Hippo, en de huurlingen rukten op naar Carthago, dat zij niet konden innemen omdat zij de zee niet beheersten.
Hamilcar, die Spendius had verslagen, werd tot enig bevelhebber benoemd, en trachtte twee oorlogsdoelen tegelijk te bereiken: opheffing van het beleg van Carthago en herovering van Tunis. Matho kon echter het eerste verhinderen, en Hamilcar moest het tweede opgeven (239). In de winter bouwden de Carthagers een nieuw leger op. Hanno en Hamilcar besloten samen te werken, en in de lente vielen zij aan. Matho werd langzaam teruggedrongen naar het zuiden, naar Lepcis Minor. Hier ontmoetten de twee legers elkaar uiteindelijk in de strijd, en Matho werd verslagen.
De Romeinen hadden de Carthaagse oorlogsinspanningen tegen de huurlingen welwillend gesteund, maar toen de oorlog voorbij was, griste Rome onverwacht de Carthaagse provincie Sardinië weg. Dat was niet geheel zonder reden: het vredesverdrag was vaag over de eilanden die Carthago aan Rome moest afstaan, en de huurlingen die Sardinië bezetten waren begrijpelijkerwijs bang voor de Carthagers. Dus ging het Sardijnse garnizoen in beroep bij Rome, dat botweg het eiland innam en Carthago de oorlog verklaarde toen het protesteerde. Toen de stad om vrede vroeg, waren de Romeinen bereid die te verlenen, op voorwaarde dat Carthago Sardinië en Corsica overgaf, en 1200 talenten zilver betaalde.
Hamilcar Barca en Hanno de Grote begrepen nu dat de toekomst van Carthago niet meer op zee lag. Hanno gaf de voorkeur aan uitbreiding in Afrika, terwijl Hamilcar het commando kreeg in Iberia. Zijn belangrijkste bondgenoot was zijn schoonzoon, Hasdrubal de Schone, die grote invloed had in de Carthaagse politieke arena. Er wordt vaak gezegd dat Hasdrubal en Hamilcar meer volkspolitiek bedreven, terwijl Hanno de neiging had de landbelangen te bevoordelen.
Iberia
In 237 trokken Hasdrubal en Hamilcar naar Gades (Cádiz), en begonnen aan een veroveringscampagne in Iberia. In hun leger waren Numidische ruiters, die loyaal waren omdat hun commandant Naravas verloofd was met een dochter van Hamilcar. Er viel veel te winnen in Andalusië, dat zilvermijnen heeft en uiterst vruchtbaar is. Bovendien konden er legers worden getraind, ver weg van Romeinse spionnen. Het is mogelijk dat Hamilcar al droomde van een hernieuwde oorlog tegen de verraderlijke Romeinen. Hoewel Hasdrubal later naar Afrika terugkeerde, bleef hij de oorlog steunen, vooral toen er zilver en andere buit begon binnen te komen.
Het is moeilijk om de verovering van Iberia te reconstrueren, maar het lijkt erop dat de vlakte van de Guadalquivir als eerste werd veroverd, en dat in een iets later stadium de Carthagers een nieuwe hoofdstad stichtten, genaamd Witte Promontorium (Leuke Akra), waarschijnlijk Alicante. In 231 ontving Hamilcar een Romeinse ambassade, die het beroemde antwoord kreeg dat de Carthagers niet tegen Romeinse bondgenoten vochten, maar probeerden aan het geld te komen om de Romeinse schadeloosstelling te betalen. Rome was tevreden met dit antwoord en besloot zich er niet mee te bemoeien.
In 229 probeerde Hamilcar de haven van Helike (het huidige Elche) in te nemen, maar de stad kreeg inheemse versterkingen, en Hamilcar moest het beleg opgeven. Tijdens de terugtocht verdronk hij.
Hij werd opgevolgd door Hasdrubal de Schone. Toen deze in 221 stierf, werd Hamilcar’s zoon Hannibal Barca aangesteld als generaal van het Spaanse leger. In 218 lokte hij de oorlog met Rome uit. Ook zijn broers Hasdrubal Barca en Mago Barca waren belangrijke bevelhebbers, en het is niet overdreven te stellen dat de Tweede Punische Oorlog alleen mogelijk was dankzij Hamilcar, die Carthago drie uitstekende generaals en een rijke machtsbasis had bezorgd.
Leave a Reply