Hallucinatie
De aard van hallucinaties
De algemene theorie van hallucinaties die hier wordt uiteengezet, berust op twee fundamentele veronderstellingen. De ene veronderstelling stelt dat levenservaringen de hersenen zodanig beïnvloeden dat ze in de hersenen blijvende fysieke veranderingen achterlaten die neurale sporen, sjablonen of engrammen worden genoemd. Ideeën en beelden worden geacht voort te vloeien uit de opname en activering van deze engrammen in complexe circuits waarbij zenuwcellen betrokken zijn. Dergelijke circuits in de cortex (buitenste lagen) van de hersenen schijnen de neurofysiologie van geheugen, denken, verbeelding en fantasie te ondersteunen. De emoties geassocieerd met deze intellectuele en perceptuele functies schijnen te worden bemiddeld door cortex verbindingen met de diepere delen van de hersenen (het limbisch systeem of “viscerale hersenen,” bijvoorbeeld), waardoor een dynamische wisselwerking tussen perceptie en emotie mogelijk wordt door transacties die grotendeels op onbewuste niveaus schijnen plaats te vinden.
Onbewust bewustzijn blijkt te worden bemiddeld door het opstijgende midbrain reticular activating system (een netwerk van zenuwcellen in de hersenstam). Analyses van hallucinaties gerapporteerd door lijders aan neurologische aandoeningen en door neurochirurgische patiënten bij wie de hersenen elektrisch gestimuleerd worden, hebben het belang aangetoond van de temporale kwabben (aan de zijkanten van de hersenen) voor bijvoorbeeld auditieve hallucinaties, en van andere functioneel relevante delen van de hersenen in dit proces.
Een tweede veronderstelling stelt dat de totale menselijke persoonlijkheid het best begrepen kan worden in termen van het voortdurende samenspel van krachten die voortdurend van binnenuit (als interne fysiologische activiteit) en van buiten het individu (als zintuiglijke stimuli) uitgaan. Van dergelijke transacties tussen de omgeving en het individu kan worden gezegd dat ze een integrerende en ordenende invloed uitoefenen op de geheugensporen die in het zenuwstelsel zijn opgeslagen en dat ze de patronen beïnvloeden waarin zintuiglijke engrammen worden geactiveerd om ervaringen te produceren die beelden, fantasieën, dromen of hallucinaties worden genoemd, evenals de emoties die met deze patronen worden geassocieerd. Als er zo’n voortdurend verschuivend evenwicht bestaat tussen interne en externe omgevingskrachten, komen fysiologische overwegingen (b.v. hersenfunctie) en culturele en ervaringsfactoren naar voren als belangrijke determinanten van de inhoud en betekenis van hallucinaties.
De hersenen worden voortdurend gebombardeerd met zintuiglijke impulsen, maar de meeste daarvan worden op een dynamisch verschuivende, selectieve manier buiten het bewustzijn gehouden. De uitsluiting schijnt te worden bereikt door de uitoefening van integratieve innerlijke mechanismen die iemands bewustzijn richten op geselecteerde delen van potentiële ervaring. (Het geluid van een tikkende klok, bijvoorbeeld, vervaagt in en uit het bewustzijn.) Deze mechanismen, die tegelijkertijd functioneren, onderzoeken de informatie die in de hersenen is opgeslagen, selecteren kleine monsters die nodig zijn om een adaptieve betekenis te geven aan de binnenkomende stroom van informatie, en brengen slechts een paar items naar voren om daadwerkelijk te worden opgeroepen uit de uitgebreide “geheugenbanken” van de hersenen.
Leave a Reply