Fluoroquinolone antibiotics. Microbiology, pharmacokinetics and clinical use
De nieuwere fluoroquinolonen zijn een belangrijke vooruitgang in de antimicrobiële chemotherapie. Zij remmen de supercoiling-activiteit van het DNA-gyrase-enzym en oefenen zo hun antibacteriële werking op de DNA- en RNA-synthese uit, wat resulteert in een bifasische reactie en het doden van vatbare organismen. De nieuwere fluoroquinolonen hebben een uitgebreid antimicrobieel spectrum in vergelijking met hun oudere soortgenoten, en zijn zeer actief tegen de meeste Gram-negatieve ziekteverwekkers, waaronder de Enterobacteriaceae en Pseudomonas aeruginosa. Terwijl Staphylococcus aureus en coagulase-negatieve stafylokokken gewoonlijk vatbaar zijn voor de fluorochinolonen, zijn streptokokken over het algemeen resistenter en enterokokken resistent. Alle nieuwere fluoroquinolonen kunnen oraal worden toegediend en de meeste zijn parenteraal toegediend. Ze worden wijd verspreid in het lichaam en bereiken therapeutische concentraties in de meeste weefsels. Alle fluoroquinolonen hebben een lange halfwaardetijd en kunnen een- of tweemaal daags worden toegediend. De fluoroquinolonen zijn doeltreffend gebleken bij vele infecties, waaronder ongecompliceerde of gecompliceerde infecties van de urinewegen, infecties van de ademhalingswegen, gonorroe, bacteriële gastro-enteritis, en weke delen infecties veroorzaakt door Gram-negatieve organismen. Over het algemeen is er veel succes geboekt bij de behandeling van Gram-negatieve infecties, maar minder bij Gram-positieve infecties. Resistentie is opgetreden en blijkt een probleem te zijn bij P. aeruginosa in sommige cystic fibrosis-patiënten, maar tot dusver heeft zich nog geen plasmide-gemedieerde resistentie ontwikkeld. Kruisresistentie komt voor tussen de chinolonen onderling, maar slechts zelden met andere klassen van antibacteriële geneesmiddelen. De fluoroquinolonen hebben een uitstekende veiligheidsreputatie en hun bijwerkingen, waaronder overgevoeligheidsreacties, duizeligheid, hoofdpijn, gastro-intestinale stoornissen en kleine hematologische afwijkingen zijn meestal mild en van voorbijgaande aard. De fluoroquinolonen bleken echter bij dieren schade toe te brengen aan de gewrichten van jonge, gewichtdragende kinderen en mogen daarom bij kinderen slechts met voorzichtigheid worden gebruikt; voorbijgaande gewrichtspijn is gemeld bij een cystische fibrotische teenager die langdurig met ciprofloxacine werd behandeld. Alle fluoroquinolonen behalve ofloxacine worden geassocieerd met een variabele verhoging van de serumconcentratie van theofylline, warfarine en cafeïne. De fluoroquinolonen zijn dus een aantrekkelijke optie bij de behandeling van vele infecties. De kosten en mogelijke resistentie zouden echter tot voorzichtigheid moeten manen bij het gebruik ervan, en kunnen ze beperken tot situaties waarin een goedkoper antimicrobieel middel met gelijkwaardige werkzaamheid niet beschikbaar is.
Leave a Reply