De geschiedenis van de boomteelt
De vestiging van nomadische bevolkingsgroepen in dorpsgemeenschappen leidde tot de daaropvolgende domesticatie van planten en het ontstaan van de landbouw en de boomteelt. Dit werd bekend als de neolithische revolutie. De teelt van fruitbomen impliceert een langdurige verbondenheid met een gebied, veel meer dan de graanteelt, vanwege de langzame rijping van bomen voordat zij vruchten dragen.
De boomteelt ontwikkelde zich binnen de Vruchtbare Halve Maan: in Mesopotamië, tussen de Tigris en de Eufraat, en in Egypte, in de Nijlvallei. De eerste bomen die werden gekweekt waren inheemse soorten. Migratie en uitwisselingen tussen beschavingen brachten geleidelijk zowel de teelttechnieken als een verscheidenheid van gecultiveerde soorten naar Europa.
Tijdens de Oudheid, van India tot Noord-Afrika, werd de dadelpalm gewaardeerd om zijn vruchten, die vers of gedroogd kunnen worden gegeten. Men denkt dat dadelpalmen de eerste fruitbomen waren die in het Midden-Oosten werden gekweekt. De olijfboom, die sinds 6000 v. Chr. in Klein-Azië wordt geteeld, werd eerst in Noord-Afrika verbreid en bereikte pas in de 6e eeuw v. Chr. Italië. Omdat de vrucht in verse toestand te bitter is, werd zij in de eerste plaats gebruikt voor de productie van olie, waarvan de voordelen bekend waren bij de oude beschavingen. Mede dankzij de veroveringen van Alexander de Grote kwamen andere fruitbomen die wij vandaag de dag kennen, vanuit Azië naar Europa. Daartoe behoren appelbomen, perenbomen, abrikozenbomen en pruimenbomen. In hun hoogtijdagen ontwikkelden het oude Griekenland en Rome geavanceerde teelttechnieken. Hun beheersing van de technieken van planten, enten, snoeien, bestuiven en het creëren van nieuwe variëteiten door selectie bleef eeuwenlang ongeëvenaard.
Later, in de Middeleeuwen, structureerden de boomgaarden het grondgebied en zorgden zij tevens voor voedsel. Hoewel ze het voorrecht waren van de geestelijkheid en de adel, vonden de vruchten hun weg naar het dieet van het volk. Reeds in de 6e eeuw werden in de Salische wet straffen vastgesteld voor eenieder die fruitbomen beschadigde. In het tijdperk van de Grote Ontdekkingen (15e tot 18e eeuw) reisden andere fruitbomen, zoals de bananenboom, de mangoboom en de Japanse kaki, tussen het westen en het oosten. Pas in deze periode vestigden de appelbomen zich in Normandië, een streek die tot op de dag van vandaag beroemd is om zijn cider!
In de 18e eeuw worden in de Encyclopédie van Diderot en Alembert de verschillende methoden van boomteelt beschreven in het hoofdstuk “Arbre” (boom).
Tijdens de 19e eeuw werd de boomkwekerij meer algemeen onder de middenklasse en hun grote enthousiasme voor de praktijk resulteerde in de oprichting van serreboomgaarden (openluchtcollecties van fruitbomen), de creatie van nationale inventarissen van gekweekte variëteiten en een overvloed aan literatuur over het onderwerp.
In de 20e eeuw veranderden de twee wereldoorlogen de boomkwekerij in een praktijk die zich richtte op de productie.
Leave a Reply