“Cookies” van Frog and Toad Toge..

Guidelines for Philosophical Discussion

Heb je ooit tegen een vriend gezegd dat hij of zij het laatste stukje van het toetje maar bij zich weg moest halen? Of nog beter, heb je ooit tegen jezelf gezegd dat je dat laatste stuk taart maar beter gewoon kunt opeten, zodat het weg is en uit de weg? Misschien waren beide pogingen om hetzelfde te doen: het ondermijnen van je eigen gebrek aan wilskracht. Dus wat wil je doen, de taart opeten, of de taart niet opeten? Het probleem is dat het op deze momenten lijkt alsof we beide willen! In het verhaal “Koekjes” van Arnold Lobel, staan Kikker en Pad voor een soortgelijk dilemma. Ze willen stoppen met het eten van de koekjes voordat ze ziek worden, maar de koekjes smaken zo lekker dat ze er maar niet mee op kunnen houden.

Kikker realiseert zich dat het probleem is dat ze wilskracht nodig hebben om te stoppen met het eten van de koekjes. Hij definieert wilskracht als “je best doen om iets niet te doen wat je eigenlijk wel wilt doen.” Daarmee werpt Kikker een interessante filosofische vraag op. Betekent wilskracht alleen dat je iets niet probeert te doen, of betekent het ook dat je het niet doet? En bovendien, vereist het niet doen van iets wat je echt wilt doen altijd wilskracht, of alleen soms? Dit soort vragen inspireert tot een filosofische discussie over de aard van wilskracht.

“Cookies” verkent het onderwerp wilskracht op een amusante en luchtige manier. Maar daarachter schuilt een interessante puzzel. De puzzel duikt op als je je realiseert dat Kikkers definitie van wilskracht tot een absurde conclusie lijkt te leiden. Beschouw het als volgt. Ten eerste verklaart Kikker dat hij wil ophouden met koekjes eten voordat hij ziek wordt. Waarom? Simpel, natuurlijk: Kikker wil niet ziek worden. Maar Kikker zegt ook dat wilskracht hebben betekent dat je je best doet om iets niet te doen wat je eigenlijk wel wilt doen. Aangezien Kikker wilskracht nodig heeft om te stoppen met koekjes eten, en gezien zijn definitie, is het veilig om te zeggen dat Kikker echt koekjes wil blijven eten. Toch weet Kikker dat als hij koekjes blijft eten, dat hij dan zeker ziek zal worden… en snel! Dus als dit allemaal waar is, dan heeft Kikker tegenstrijdige overtuigingen. Hij wil echt niet ziek worden. Maar hij wil ook heel graag ziek worden. Dus hier is het echte probleem: als wilskracht hebben betekent dat je twee tegenstrijdige dingen tegelijk moet geloven, dan lijkt het alsof wilskracht hebben onmogelijk is! Maar dat lijkt gewoon niet te kloppen.

Dus wat moeten we doen? Wat Frog zegt over wilskracht is logisch, maar er moet iets mis zijn, want als hij gelijk heeft, dan vereist het hebben van wilskracht dat we het onmogelijke doen. Maar velen van ons kunnen voorbeelden in ons eigen leven bedenken waarin iemand wilskracht had om iets te overwinnen, wat ons doet geloven dat wilskracht mogelijk is. Dus hoe moeten we deze puzzel oplossen?

Eén manier waarop we deze puzzel kunnen begrijpen is door te erkennen dat Kikker niet echt tegenstrijdige dingen verlangt. Om dit te doen, probeer de verlangens van Kikker te compartimenteren, zodat geen enkel deel van hem in tegenspraak is. Een deel van Kikker, zouden we kunnen zeggen, wil niet ziek zijn. Een ander deel van Kikker wil koekjes blijven eten, zelfs als dat betekent dat hij ziek wordt. Om dit te begrijpen, moet je echter begrijpen wat het betekent om te praten over een deel van Kikker dat iets wil. Kunnen verschillende aspecten van dezelfde persoon (of Kikker!) verschillende dingen willen? Plato dacht van wel. Hij spreekt over delen van de ziel in zijn werk “De Republiek.” Hier theoretiseert Plato dat de ziel uit drie delen bestaat: (1) verlangen, (2) emotie, en (3) rede. Plato zou zeggen dat een deel van Kikker, het begeerde deel, altijd meer koekjes wil, of wat het maar wil. Het is de taak van de andere delen van de ziel om ervoor te zorgen dat dat verlangen niet ongecontroleerd blijft. Dus het verstandsdeel van Kikker, zou Plato kunnen zeggen, beseft dat te veel meer koekjes = buikpijn en het gevoelsdeel wordt verondersteld te werken om het verlangen zo veel als nodig is op afstand te houden. Vanuit dit perspectief wordt hoeveel wilskracht iemand heeft, bepaald door hoe goed die persoon het verlangen onder controle houdt. Dus het ontbreekt Kikker aan wilskracht omdat het hem ontbreekt aan kracht van emotie of verstand, maar hij heeft een zeer sterk verlangen. Plato zou tegen Kikker kunnen zeggen dat als hij echt zou begrijpen dat nog meer koekjes hem ziek zouden maken, het gemakkelijk zou zijn ze niet te eten.

Natuurlijk zijn er ook andere manieren om de puzzel op te lossen, en elke mogelijke oplossing zal zeker tot levendige filosofische discussies leiden.

Leave a Reply