Botinfarcten: Unsuspected gray areas?

Men is het erover eens om avasculaire necrose (AVN) die optreedt in de metafysen of diafysen van lange beenderen als botinfarcten te bestempelen; de termen AVN of osteonecrose worden gebruikt bij de epifysen. Men zou verwachten dat botinfarcten geen mysteries zouden inhouden. Vreemd genoeg is het wetenschappelijk bewijs over botinfarcten echter buitengewoon schaars. De prevalentie van botinfarcten is onbekend. De belangrijkste plaatsen van betrokkenheid zijn het distale femur, proximale tibia, en distale tibia. Bij patiënten zonder sikkelcelziekte of de ziekte van Gaucher zijn betrokkenheid van de bovenste ledematen en laesies die beperkt blijven tot de diafyse zo zeldzaam dat een heroverweging van de diagnose gerechtvaardigd is. Hoewel botinfarcten over het algemeen als een stille gebeurtenis worden beschouwd, veroorzaken zij in de helft van de gevallen symptomen. Standaard radiografieën zijn aanvankelijk normaal en tonen dan typische laesies met hoge dichtheid in het centrum van de mergholte. Een periosteale reactie komt vaak voor en kan de eerste en enige radiografische verandering zijn. Magnetische resonantiebeeldvorming toont consequent typische kenmerken en maakt derhalve in principe andere onderzoeken overbodig. Botinfarcten zijn in meer dan de helft van de gevallen multifocaal en wanneer zij multifocaal zijn, gaan zij gewoonlijk gepaard met meerdere foci van epifyseale avasculaire necrose. Botinfarcten, waarvan de prognose op zich goed is (met uitzondering van het zeer geringe risico van maligne transformatie), zijn dus meestal een marker voor systemische avasculaire necrose. Bijgevolg moeten patiënten met botinfarcten zowel worden onderzocht op bekende risicofactoren als op andere foci van avasculaire necrose, die daarentegen wel functiebedreigende gevolgen kunnen hebben.

Leave a Reply