Bos Ecosysteem | Onderdelen van Bos Ecosysteem
Bos Ecosysteem
Een ecosysteem verwijst naar een functionele eenheid van de natuur waarin levende organismen zowel onderling als met de omringende fysieke omgeving interageren. Ecologen beschouwen de hele biosfeer als een wereldwijd ecosysteem. Bovendien maakt het bosecosysteem deel uit van het terrestrisch ecosysteem.
Het kan echter sterk in omvang variëren, d.w.z. van een kleine vijver tot een zee of een groot bos. Gewoonlijk zijn deze zelfonderhoudend. We kunnen de ecosystemen in twee grote categorieën onderverdelen, namelijk het terrestrisch ecosysteem en het aquatisch ecosysteem.
Het terrestrisch ecosysteem omvat het woestijn-, grasland- en bosecosysteem, terwijl het ecosysteem van vijvers, meren, wetlands en rivieren deel uitmaakt van het aquatisch ecosysteem.
Wat is een bosecosysteem?
Een bosecosysteem is een functionele eenheid of een systeem dat bestaat uit bodem, bomen, insecten, dieren, vogels en de mens als op elkaar inwerkende eenheden. Een bos is een groot en complex ecosysteem en kent daardoor een grotere soortenrijkdom.
Ook is het veel stabieler en beter bestand tegen schadelijke veranderingen dan kleine ecosystemen zoals wetlands en graslanden.
Een bosecosysteem bestaat, net als elk ander ecosysteem, uit abiotische en biotische componenten. Abiotische componenten verwijzen naar anorganische materialen zoals lucht, water en bodem. Tot de biotische componenten behoren producenten, consumenten en decomposanten.
De interactie tussen deze componenten in een ecosysteem maakt het ecosysteem zelfbedruipend.
Structurele kenmerken van het bosecosysteem
De twee belangrijkste structurele kenmerken van een bosecosysteem zijn:
- Soortensamenstelling: Het verwijst naar de identificatie en opsomming van de planten- en diersoorten van een bosecosysteem.
- Stratificatie: Het verwijst naar de verticale verdeling van verschillende soorten die verschillende niveaus in het bosecosysteem innemen. Elk organisme neemt een plaats in een ecosysteem in op basis van voedingsbron. In een bosecosysteem bijvoorbeeld, bezetten bomen het hoogste niveau, struiken het tweede en kruiden en grassen het laagste niveau.
Componenten van een bosecosysteem
De componenten van een bosecosysteem zijn als volgt:
1.Productiviteit
De basisvereiste voor het functioneren en in stand houden van elk ecosysteem is de constante toevoer van zonne-energie. Planten zijn ook de producenten in een bosecosysteem.
Er zijn twee soorten productiviteit in een bosecosysteem, primaire en secundaire. Onder primaire productiviteit wordt verstaan de snelheid waarmee de planten tijdens de fotosynthese zonne-energie of biomassa per oppervlakte-eenheid opvangen.
Deze wordt verder onderverdeeld in Bruto Primaire Productiviteit (GPP) en Netto Primaire Productiviteit (NPP). GPP van een ecosysteem is de snelheid waarmee zonne-energie wordt opgevangen of de totale productie van biomassa. Planten gebruiken echter ook een aanzienlijke hoeveelheid GPP voor hun ademhaling.
De NPP is dus de hoeveelheid biomassa die overblijft na het gebruik door de planten of de producenten. We kunnen dus zeggen dat de NPP de hoeveelheid is die beschikbaar is voor consumptie door herbivoren en decomposanten. Secundaire productiviteit is de snelheid van de opname van voedselenergie door de consumenten.
2. Ontleding
De ontbinding is een proces dat zeer veel zuurstof vergt. Tijdens het ontbindingsproces zetten decomposanten de complexe organische verbindingen van detritus om in anorganische stoffen zoals kooldioxide, water en voedingsstoffen.
Detritus zijn de overblijfselen van de dode plant zoals bladeren, schors, bloemen en ook de dode overblijfselen van de dieren met inbegrip van hun fecaliën. De decompositie verloopt in de volgende fasen: fragmentatie, uitloging, katabolisme, bevochtiging en mineralisatie.
In het fragmentatieproces breken detritivoren het detritus af tot kleinere deeltjes. Bij de uitloging dalen de in water oplosbare anorganische voedingsstoffen in de bodem neer en zetten zich daar af als onbeschikbare zouten.
Bij het katabolisme reduceren bacteriële en schimmelenzymen het detritus tot eenvoudiger anorganische stoffen. Bij de afbraak van grond en niet van detritus vinden humificatie- en mineralisatieprocessen plaats.
Het humificatieproces leidt tot de opeenhoping van humus die zeer langzaam wordt afgebroken. Tijdens het mineralisatieproces wordt de humus verder afgebroken door microben en komen anorganische voedingsstoffen vrij.
3. Energiestroom
Energie stroomt in één richting. Eerst vangen planten zonne-energie op en vervolgens dragen ze het voedsel over aan decomposers. Organismen van verschillende trofische niveaus zijn met elkaar verbonden voor voedsel- of energierelaties en vormen zo een voedselketen.
Energiepiramide staat altijd rechtop omdat energie van het ene trofische niveau naar het volgende trofische niveau stroomt en in dit proces gaat bij elke stap altijd wat energie als warmte verloren.
4. Nutriëntencyclus
Nutriëntencyclus verwijst naar de opslag en verplaatsing van nutriëntenelementen door de verschillende componenten van het ecosysteem. Er zijn twee soorten nutriëntencycli: gasvormige en sedimentaire.
Voor de gasvormige cyclus (d.w.z. stikstof, koolstof) is de atmosfeer of de hydrosfeer het reservoir, terwijl voor de sedimentaire cyclus (d.w.z. fosfor) de aardkorst het reservoir is.
Oplossing van een vraag
Q. Wat zijn de drie belangrijkste bosecosystemen?
Ans. De drie belangrijkste bosecosystemen zijn:
- Het tropische bosecosysteem
- Het gematigde bosecosysteem
- Het boreale of taiga bosecosysteem
Echter, er bestaan meer specifieke soorten bosecosystemen binnen deze grotere regio’s.
Leave a Reply