Bijbellezingen geschikt voor een begrafenis

Een kleine selectie van Bijbellezingen geschikt voor een begrafenis.

Johannes 14,1-6 (NRSV)
Jezus zei tegen zijn discipelen: 1 ‘Laat uw hart niet verontrust zijn.
Gelooft in God, gelooft ook in Mij.
2 In het huis van mijn Vader zijn vele woningen. En als het niet zo was, zou ik u dan gezegd hebben dat ik heenga om voor u een plaats te bereiden?
3 En als ik heenga en voor u een plaats bereid, zal ik wederkomen en u tot mij nemen, opdat waar ik ben, ook gij zult zijn.
4 En gij weet de weg naar de plaats waar ik heenga.’

5 Thomas zei tegen hem: ‘Heer, wij weten niet waar u heengaat.
Hoe kunnen wij de weg kennen?’
6 Jezus zei tegen hem: ‘Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven.

Johannes 6 35 – 40
35 Jezus zei tegen hen: ‘Ik ben het brood van het leven.
Wie bij mij komt, zal nooit honger hebben, en wie in mij gelooft, zal nooit dorst hebben. 36 Maar ik heb u gezegd, dat gij mij gezien hebt en toch niet gelooft.
37Alles wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen, en wie tot mij komt, zal ik nooit verdrijven; 38 want ik ben uit de hemel nedergedaald,
niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van hem die mij gezonden heeft.
39 En dit is de wil van hem die mij gezonden heeft, dat ik niets verlies van alles wat hij mij gegeven heeft, maar dat ik het op de jongste dag zal opwekken.
40Dit is inderdaad de wil van mijn Vader, dat allen, die de Zoon zien en in Hem geloven, eeuwig leven hebben; en Ik zal hen opwekken op de jongste dag.’

Romeinen 8:35, 37- 39

35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?
Zal tegenspoed, of nood, of vervolging, of hongersnood, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? 37 Neen, in al deze dingen zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons liefgehad heeft.
38 Want ik ben ervan overtuigd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch heersers, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch machten, 39 noch hoogte, noch diepte, noch iets anders in de ganse schepping, ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus, onze Here.

Uit het boek Openbaring hoofdstuk 21.verzen 1-7

1 Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde;
want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer.
2 En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende uit de hemel van God, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is. 3 En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: ‘Zie, het huis van God is onder de stervelingen.
Hij zal bij hen wonen; zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn; 4 hij zal elke traan van hun ogen afwissen.
De dood zal niet meer zijn;
Rouw en gehuil en pijn zullen niet meer zijn,
want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.’

5 En degene die op de troon zat, zei: ‘Zie, ik maak alle dingen nieuw.’ Ook zei hij: ‘Schrijf dit, want deze woorden zijn betrouwbaar en waar.’

6 Toen zei hij tegen mij: ‘Het is volbracht!’
Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde.

7 Zij die overwinnen, zullen deze dingen erven,

en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn kinderen zijn.’

2 TIMOTHY 4 V 7-8
7Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de wedloop volbracht, ik heb het geloof behouden. 8Van nu af aan is er voor mij de kroon der gerechtigheid gereserveerd, die de Here, de rechtvaardige rechter, mij op die dag zal geven, en niet alleen aan mij, maar ook aan allen die naar zijn verschijning hebben verlangd.

1 Korinthe 15 v 51 -58
Luister, ik zal u een geheimenis vertellen!

Wij zullen niet allen sterven, maar wij zullen allen veranderd worden, in één ogenblik, in het twinkelen van een oog, bij de laatste bazuin. Dan zal de bazuin klinken, en de doden zullen onvergankelijk worden opgewekt en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke lichaam moet onvergankelijkheid aandoen, en dit sterfelijke lichaam moet onsterfelijkheid aandoen. Wanneer dit vergankelijke lichaam onvergankelijkheid aandoet, en dit sterfelijke lichaam onsterfelijkheid, dan zal het gezegde vervuld worden dat geschreven staat:

‘De dood is verzwolgen in overwinning.’

Waar, o dood, is uw overwinning? Waar, o dood, is uw angel?

De angel des doods is de zonde, en de macht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus.

Daarom mijn geliefden, weest standvastig, onwankelbaar, altijd uitmuntend in het werk des Heeren, omdat gij weet, dat in den Heere uw arbeid niet tevergeefs is.

Uit het Evangelie van Matteüs, hoofdstuk 18
Toen kwamen de discipelen tot Jezus en vroegen: ‘Wie is de grootste in het koninkrijk der hemelen?’ Hij riep een kind, dat Hij onder hen plaatste, en zeide: ‘Waarlijk, Ik zeg u: tenzij gij verandert en wordt als kinderen, zult gij nooit het koninkrijk der hemelen binnengaan. Wie nederig wordt als dit kind, is de grootste in het koninkrijk der hemelen. Wie zo’n kind in mijn naam verwelkomt, verwelkomt mij.

Het evangelie van Marcus hoofdstuk 10

De mensen brachten kleine kinderen naar hem toe opdat hij ze zou aanraken; en de discipelen spraken hen streng toe.

Maar toen Jezus dit zag, werd hij verontwaardigd en zeide tot hen: Laat de kleine kinderen tot mij komen, houdt ze niet tegen, want hun behoort het Koninkrijk Gods toe.

Waarlijk, Ik zeg u, wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een klein kind, zal het nooit binnengaan.’

En hij nam hen op in zijn armen, legde hun de handen op en zegende hen.

De eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen hoofdstuk 4

13 Wij willen niet dat u, broeders en zusters,
onwetend bent over hen die gestorven zijn,
zodat u niet treurt zoals anderen die geen hoop hebben.
14 Want omdat wij geloven dat Jezus is gestorven en weer is opgestaan,
zo zal ook God door Jezus,
ook hen die gestorven zijn met zich meebrengen.
15 Want dit verklaren wij u door het woord des Heren,
dat wij, die leven,
wie overblijven tot de komst des Heren,
op geenerlei wijze hen, die gestorven zijn, zullen voorgaan.
16 Want de Here zelf zal met een bevelend geroep,
met de roep van de aartsengel en met het geluid van Gods bazuin,
uit den hemel nederdalen,
en de doden in Christus zullen eerst opstaan.
17 Dan zullen wij, die leven, die overgebleven zijn,
met hen opgenomen worden in de wolken,
om de Here tegemoet te gaan in de lucht,
en zo zullen wij voor eeuwig bij de Here zijn.
18 Daarom bemoedig elkaar met deze woorden.

VOLLE TESTAMENT LEZINGEN

Palm 121

Ik hef mijn ogen op naar de bergen;
waarvandaan zal mijn hulp komen?

Mijn hulp komt van de Heer,
de maker van hemel en aarde.

Hij zal uw voet niet laten struikelen;
Hij die over u waakt, zal niet slapen.

Waarlijk, hij die over Israël waakt
zal sluimeren noch slapen.
De Here Zelf waakt over u;
de Here is uw schaduw aan uw rechterhand,

zodat de zon u niet zal treffen bij dag,
noch de maan bij nacht.

De Here zal u bewaren voor alle kwaad;
Hij is het die uw ziel zal bewaren.

De Here zal waken over uw uitgaan
en uw binnenkomen,
van nu aan tot in eeuwigheid.

Amen

Isaja Hoofdstuk 61

De Geest van de soevereine HERE is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft om aan de armen goed nieuws te verkondigen.
Hij heeft mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om vrijheid te verkondigen voor de gevangenen en bevrijding uit de duisternis voor de gevangenen, om te verkondigen het jaar van de gunst van de HERE en de dag van de wraak van onze God,
om te troosten allen die treuren en te zorgen voor hen die treuren in Sion –
om hun een kroon van schoonheid te schenken in plaats van as,
de olie van blijdschap in plaats van rouw, en een kleed van lof in plaats van een geest van wanhoop.

Zij zullen eiken der gerechtigheid genoemd worden, een planting des HEREN tot vertoning van zijn luister.

Het boek Klaagliederen in het Oude Testament Hoofdstuk 3

22De bestendige liefde des HEREN houdt nooit op, aan zijn barmhartigheden komt geen einde;
23 zij zijn iedere morgen nieuw; groot is uw trouw.
24 ‘De HEERE is mijn deel,’ zegt mijn ziel,
‘daarom zal ik op Hem hopen.’
25 De HEERE is goed voor wie op Hem wachten,
voor de ziel die Hem zoekt.
26 Het is goed dat men rustig wacht op het heil van de HEERE.
31 Want de Here zal niet voor eeuwig verwerpen.
32 Hoewel Hij smart veroorzaakt, zal Hij ontferming hebben naar de overvloed van Zijn vaste liefde;
33 want Hij wil niemand verdrukken of bedroeven.

Wijsheid 3 1-5,9

1 Maar de zielen der rechtvaardigen zijn in Gods hand,
en geen kwelling zal hen ooit raken.
2 In de ogen der dwazen schenen zij gestorven te zijn,
en men dacht dat hun vertrek een ramp zou zijn,
3 en dat hun heengaan van ons hun ondergang zou zijn;
maar zij zijn in vrede.
4 Want hoewel zij in de ogen van anderen gestraft werden,
is hun hoop vervuld van onsterfelijkheid.
5 Na een weinig gestraft te zijn,
zullen zij groot goed ontvangen,
want God heeft hen beproefd en hen waardig bevonden;
9 Zij die op hem vertrouwen zullen de waarheid verstaan,
en de getrouwen zullen in liefde bij hem blijven,
want genade en barmhartigheid zijn over zijn heiligen,
en hij waakt over zijn uitverkorenen.

Het Boek der Wijsheid Hoofdstuk 4

8 Want ouderdom wordt niet geëerd naar lengte van tijd,
of gemeten naar aantal jaren;
9 maar inzicht is grijze haren voor iemand,
en een onberispelijk leven is rijpe ouderdom.
10 Er waren sommigen, die God behaagden en door hem bemind werden,
en die, terwijl zij te midden van zondaars leefden, werden opgenomen.
11Zij werden opgenomen,
opdat het kwaad hun verstand niet zou veranderen,
of bedrog hun zielen zou bedriegen.

13 In korte tijd volmaakt zijnde, volbrachten zij lange jaren;
14 want hun zielen waren de Here welgevallig,
daarom nam Hij hen snel weg uit het midden der goddeloosheid.
15 Doch de volken zagen en verstonden niet, of namen zulks ter harte, dat Gods genade en barmhartigheid met zijn uitverkorenen is,
en dat hij waakt over zijn heiligen.

De brief van Paulus aan de Romeinen Hoofdstuk 8 verzen 31-39

31 Wat moeten wij dan van deze dingen zeggen? Indien God voor ons is, wie is dan tegen ons?
32 Hij, die zijn eigen Zoon niet heeft onthouden, maar Hem voor ons allen heeft overgegeven, zal Hij met Hem ons ook niet al het andere geven?
33 Wie zal tegen Gods uitverkorenen enige aanklacht inbrengen? God is het, die rechtvaardigt.
34 Wie zal veroordelen? Christus Jezus is het, die gestorven is, ja, die opgewekt is,
die aan de rechterhand Gods is, die voor ons pleit.
35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?
Welke tegenspoed, of benauwdheid, of vervolging, of hongersnood, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?

36 Gelijk geschreven staat: ‘Om uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden gerekend als schapen, die geslacht moeten worden.’ 37 Nee, in al deze dingen zijn wij meer dan overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad.
38 Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch heersers, noch tegenwoordige dingen, noch toekomende dingen, noch machten, 39 noch hoogte, noch diepte, noch iets anders in de ganse schepping,
ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus, onze Here.

De tweede brief van Paulus aan de Korinthiërs hoofdstuk 4

Daarom verliezen wij de moed niet. Al kwijnen wij van buiten weg, van binnen worden wij toch van dag tot dag vernieuwd. Want onze lichte en kortstondige moeiten brengen voor ons een eeuwige heerlijkheid tot stand, die alles ver te boven gaat. Daarom richten wij onze ogen niet op wat gezien wordt, maar op wat ongezien is. Want wat gezien wordt is tijdelijk, maar wat ongezien is, is eeuwig.

Nu weten wij dat als de aardse tent waarin wij wonen, wordt verwoest, wij een gebouw van God hebben, een eeuwig huis in de hemel, niet door mensenhanden gebouwd. Intussen zuchten wij, verlangend bekleed te worden met onze hemelse woning, want wanneer wij bekleed zijn, zullen wij niet naakt gevonden worden. Want zolang wij in deze tent zijn, zuchten wij en zijn wij bezwaard, omdat wij niet ongekleed willen zijn, maar bekleed willen worden met onze hemelse woning, opdat het sterfelijke door het leven wordt verzwolgen. Nu is het God, die ons juist daartoe gemaakt heeft en ons de Geest gegeven heeft als een Borg, die waarborgt wat komen zal.

Daarom zijn wij altijd vol vertrouwen en weten wij, dat zolang wij in het lichaam thuis zijn, wij van de Heer verwijderd zijn. Wij leven door geloof, niet door aanschouwen. Wij zijn vol vertrouwen, zeg ik, en zouden het liefst weg zijn van het lichaam en thuis bij de Heer. Dus maken wij het tot ons doel Hem te behagen, of wij nu thuis zijn in het lichaam of erbuiten. Want wij moeten allen verschijnen voor de rechterstoel van Christus, opdat een ieder ontvangt wat hem toekomt voor hetgeen hij gedaan heeft toen hij in het lichaam was, hetzij goed, hetzij kwaad.

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs Hoofdstuk 15

20 Maar Christus is inderdaad opgewekt uit de doden, de eersteling van hen die gestorven zijn.

21 Want daar de dood door een mens gekomen is, is ook de opstanding der doden door een mens gekomen; 22 want gelijk allen in Adam sterven, alzo zullen allen in Christus levend gemaakt worden.
23 Maar ieder in zijn eigen orde: Christus de eerste vrucht, dan bij zijn komst hen die Christus toebehoren. 24 Dan komt het einde, wanneer hij het koninkrijk overdraagt aan God de Vader, nadat hij elke heerser en elk gezag en elke macht heeft vernietigd.
25 Want hij moet regeren totdat hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. 26 De laatste vijand die zal worden vernietigd, is de dood. 27 Want ‘God heeft alle dingen aan zijn voeten onderworpen.’

Maar wanneer er staat: ‘Alle dingen zijn aan hem onderworpen’, is het duidelijk dat dit niet

degene inhoudt die alle dingen aan hem onderwerpt.

28 Wanneer alle dingen aan hem onderworpen zijn, zal ook de Zoon zelf onderworpen worden aan degene die alle dingen aan hem onderwerpt, zodat God alles in allen zal zijn.

29 Wat zullen anders die mensen doen die de doop ontvangen namens de doden?

Als de doden helemaal niet worden opgewekt, waarom worden mensen dan namens hen gedoopt?

30 En waarom brengen wij onszelf elk uur in gevaar? 31 Ik sterf elke dag! Dat is zo zeker, broeders en zusters, als mijn roemen over u – een roemen dat ik doe in Christus Jezus, onze Heer.

32 Als ik met louter menselijke hoop met wilde dieren te Efeze had gestreden, wat zou ik er dan bij gewonnen hebben? Als de doden niet opgewekt worden, ‘Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij.’

33 Laat u niet misleiden: Slecht gezelschap bederft de goede zeden.’

34 Kom tot een nuchtere en rechte geest, en zondig niet meer; want sommigen hebben geen kennis van God.’

Ik zeg dit tot uw schande.’

35 Maar iemand zal vragen: ‘Hoe worden de doden opgewekt? Met wat voor een lichaam komen zij?’
36 Dwaas! Wat gij zaait, zal niet tot leven komen, tenzij het sterft.
37 En wat u zaait, gij zaait niet het lichaam dat zal zijn, maar een kaal zaad, misschien van tarwe of van een ander graan. 38 Maar God geeft het een lichaam zoals Hij heeft uitgekozen, en aan ieder soort zaad een eigen lichaam. 39 Niet alle vlees is gelijk, maar er is een vlees voor mensen, een ander voor dieren, een ander voor vogels en een ander voor vissen.

40 Er zijn zowel hemellichamen als aardse lichamen, maar de heerlijkheid van het hemelse is één ding,

en die van het aardse is een ander. 41 Er is een heerlijkheid van de zon, en een andere heerlijkheid van de maan,

en een andere heerlijkheid van de sterren; ja, ster verschilt van ster in heerlijkheid.

42 Zo is het ook met de opstanding van de doden. Wat gezaaid wordt is vergankelijk,
wat opgewekt wordt is onvergankelijk. 43 Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid.
Het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. 44 Er wordt een fysiek lichaam gezaaid, er wordt een geestelijk lichaam opgewekt. Als er een lichamelijk lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam.
45 Zo staat er geschreven: ‘De eerste mens, Adam, is een levend wezen geworden’; de laatste Adam is een levendmakende geest geworden. 46 Maar niet het geestelijke is het eerst, maar het lichamelijke, en daarna het geestelijke.
47 De eerste mens was uit de aarde, een mens van stof; de tweede mens is uit de hemel.
48 Zoals de mens uit stof was, zo zijn zij die uit het stof zijn; en zoals de mens uit de hemel is, zo zijn zij die uit de hemel zijn. 49 Zoals wij het beeld van de mens van stof hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld van de mens van de hemel dragen. 50 Wat ik zeg, broeders en zusters, is dit: vlees en bloed kunnen het koninkrijk van God niet beërven, noch beërft het vergankelijke het onvergankelijke.

51 Luister, ik zal jullie een geheimenis vertellen! Wij zullen niet allen sterven, maar wij zullen allen veranderd worden, 52 in een ogenblik, in het twinkelen van een oog, bij de laatste bazuin. Want de bazuin zal klinken, en de doden zullen onvergankelijk worden opgewekt, en wij zullen veranderd worden. 53 Want dit vergankelijke lichaam moet onvergankelijkheid aandoen, en dit sterfelijke lichaam moet onsterfelijkheid aandoen. 54 Wanneer dit vergankelijke lichaam onvergankelijkheid aandoet en dit sterfelijke lichaam onsterfelijkheid, dan zal het gezegde in vervulling gaan dat geschreven staat: ‘De dood is verzwolgen in de overwinning.’

55 ‘Waar, o dood, is uw overwinning? Waar, o dood, is uw angel?’

56 De angel des doods is de zonde, en de macht der zonde is de wet.

57 Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus.

58 Daarom, mijn geliefden, wees standvastig, onwankelbaar, altijd uitmuntend in het werk van de Heer, omdat u weet dat in de Heer uw arbeid niet tevergeefs is.

Want u weet dat in de Heer uw arbeid niet tevergeefs is.

Leave a Reply