Axis Mundi

AXIS MUNDI , de “spil” of “as” van het universum, is een technische term die wordt gebruikt in de studie van de geschiedenis van de godsdiensten. Het omvat ten minste drie referentieniveaus: de beelden zelf, hun functie en betekenis, en de ervaringen die ermee verbonden zijn.

De levendige beelden van de as van het universum lopen sterk uiteen, omdat zij afhankelijk zijn van het specifieke wereldbeeld dat door een bepaalde cultuur wordt onderhouden. De belangrijkste van de beelden die worden aangeduid met de term axis mundi is de kosmische berg, een heilige plaats die wordt beschouwd als het hoogste punt van het universum en die wellicht wordt vereenzelvigd met het centrum van de wereld en de plaats waar de schepping begon. Bekende voorbeelden van de kosmische berg zijn de berg Meru in de Zuid-Aziatische kosmologie, Haraberazaiti in de Iraanse traditie, en Himinbjörg in de Scandinavische mythologie.

De kosmische boom, aan wiens top de hemelse godheid verblijft, is een ander veel voorkomend beeld dat staat voor de as van de wereld. De wortels van zo’n boom kunnen in de onderwerelden verzinken, terwijl zijn takken de verschillende wereldvlakken doorkruisen. In het centrum van de klassieke Maya visie op de wereld stond Yaxche, de “eerste boom,” de “groene boom,” wiens plaats het centrum markeerde van alle betekenisvolle richtingen en kleuren van het universum.

Een kosmische pilaar kan ook dienen als een axis mundi. Dit is het geval bij de Delaware (Lenape) Indianen en andere Oost-Woudlandvolkeren van Noord-Amerika. De middelste paal van hun ceremoniële cultushuis ondersteunt de hemel en gaat over in de hand zelf van de hemelse godheid. De Melkweg wordt vaak gezien als een andere vorm van kosmische pilaar die de hemelen ondersteunt en verbindt met de aarde.

Vele andere beelden vallen onder de aanduiding axis mundi omdat zij delen in de symbolische betekenis die wordt voorgesteld door een kosmische berg, boom of pilaar die hemel, aarde en onderwereld met elkaar verbindt. Tot deze categorie behoren steden, met name keizerlijke hoofdsteden die als “hemelse” plaatsen worden beschouwd op grond van hun nabijheid tot het goddelijke rijk; paleizen of tempels die de beeldspraak van de kosmische berg voortzetten (b.v. de Babylonische ziggurat); lianen of touwen die van de hemel naar de aarde gaan; en heilige ladders zoals de door Origenes beschreven ladder met zeven treden, die de kandidaat in de cultus van Mithra door de zeven hemelen voert.

Geen van deze beelden heeft een statische functie. Het zijn allemaal plaatsen van actieve doorgang en overgang. Als plaatsen van dynamische vereniging waar wezens van zeer verschillende aard samenkomen of in elkaar overgaan, kunnen de beelden van de axis mundi in verband worden gebracht met het samenvallen van tegengestelden – dat wil zeggen, het oplossen van tegenstellingen door hun voortgang naar een meer spiritueel niveau.

Omdat de axis mundi dient als de locus waar kosmische gebieden elkaar kruisen en waar het universum van zijn in al zijn dimensies toegankelijk is, wordt het middelpunt van het universum beschouwd als een plaats die heilig is boven alle andere. Het bepaalt de werkelijkheid, want het markeert de plaats waar het zijn zich het meest volledig manifesteert. Deze verbinding van de axis mundi met de volledige manifestatie van het zijn wordt vaak uitgedrukt als een associatie met het opperwezen waartoe de axis toegang verschaft. Deze axis mundi wordt vaak doorkruist en de hoogten ervan worden bereikt in een staat van extase, teweeggebracht door spirituele technieken. Vandaar dat de term axis mundi een kruising van vlakken impliceert waardoor transcendentie naar andere soorten van zijn kan worden bereikt.

Er is een tendens om het beeld van de axis mundi in meerdere vormen te reproduceren. Dat is het geval met het kruis – de kosmische boom van het christendom. Het nabootsen van het beeld van de axis mundi in de vorm van dorpsplekken, huisplattegronden, ritueel meubilair, persoonlijke ornamenten en zelfs keukengerei heeft de neiging het universum als geheel te vereenzelvigen met de volheid van zijn die kenmerkend is voor de actie op die heilige plaats. Het zorgt ervoor dat contact met de volheid van de werkelijkheid overal mogelijk is. Dientengevolge berusten de betekenis en de functie van de axis mundi niet alleen in abstracte en geometrische begrippen, maar in alledaagse gebaren die dezelfde transcendentie kunnen bewerkstelligen.

Al deze symbolen impliceren een bepaalde kwaliteit van ervaring. De symbolen van de axis mundi zijn ambivalent: aan de ene kant verbinden zij rijken van zijn, maar aan de andere kant benadrukken zij de afstand tussen deze rijken. Kortom, zij wijzen op de behoefte aan een breuk van bestaansvlakken, aan ervaring van een orde die heel anders is dan die van de gewone wereld.

Zie ook

Architectuur; Bergen; Bomen.

Bibliografie

Voor een uitvoerige bespreking van het algemene concept van de axis mundi, zie Mircea Eliade’s Patterns in Comparative Religion (New York, 1958), blz. 367-387, die betrekking hebben op het “centrum van de wereld,” en blz. 265-303, die de kwestie behandelen van de axis mundi die zich manifesteert als kosmische boom. Zie ook Eliade’s The Sacred and the Profane: The Nature of Religion (New York, 1959), blz. 20-67, en Images and Symbols: Studies in Religious Symbolism (New York, 1961), pp. 27-56, die bibliografieën geven waarin de geschiedenis van dit concept in de wetenschappelijke studie van religie wordt geschetst.

Voor eigentijdse studies die onderzoek doen naar specifieke aspecten van axis mundi, kunnen de volgende ter illustratie dienen: voor het beeld van de berg, I. W. Mabbett’s “The Symbolism of Mount Meru,” History of Religions 23 (August 1983): 64-83; voor de kosmische boom, Y. T. Hosoi’s “The Sacred Tree in Japanese Prehistory,” History of Religions 16 (November 1976): 95-119; als stad, Werner Müller’s Die heilige Stadt (Stuttgart, 1961) en Paul Wheatley’s The Pivot of the Four Quarters: A Preliminary Enquiry into the Origins and Character of the Ancient Chinese City (Chicago, 1971), m.n. pp. 411-476. Voor een onderzoek naar de tempel als plaats van vereniging van wezens en manifestatie van heilige aanwezigheid, zie David Dean Shulman’s Tamil Temple Myths (Princeton, 1980).

Voor een beschouwing over de liturgische functie van heilige geografie en ruimtelijke beelden als uitdrukkingen van het zijn, zie Kees W. Bolle’s “Speaking of a Place,” in Myths and Symbols, edited by Joseph M. Kitagawa and Charles H. Long (Chicago, 1969), pp. 127-140.

Leave a Reply