Annie Chapman

The Backyard of No. 29

annie chapman

De ochtend van 8 september 1888 vormde een belangrijk keerpunt in de Whitechapel Murders toen het verminkte lichaam van een vrouw werd gevonden in de achtertuin van 29 Hanbury Street, een grimmig huis met drie verdiepingen waar 17 mensen woonden. Een van die bewoners, John Davis, was om ongeveer 6 uur ’s morgens de tuin ingelopen en vond het lijk bij de stenen trap die van de achterdeur leidde.

De keel van de vrouw was twee keer doorgesneden, helemaal rond de hals tot aan de ruggengraat. Nog schokkender, er was een enorme opening in de buik waaruit de ingewanden, in hun geheel, waren verwijderd, en vervolgens over haar schouder gelegd. Bovendien bleek uit de autopsie, later uitgevoerd door Dr George Bagster Phillips, dat de baarmoeder, de vagina en een deel van de blaas uit het lichaam waren verwijderd.

De vrouw bleek al snel de 47-jarige Annie Chapman te zijn, een andere ongelukkige uit East End, die op het moment van haar dood in Crossingham’s logement in Dorset Street had gewoond. Haar verhaal is typerend voor de Whitechapel slachtoffers. Ze was in 1840 in Londen geboren als Annie Eliza Smith en was in 1869 getrouwd met John Chapman, een koetsier uit Windsor, maar het huwelijk was vol problemen en tragedies. Van hun drie kinderen stierf de oudste dochter op jonge leeftijd aan meningitis en de jongste, een jongen, was kreupel. Annie’s aanhoudend drankgebruik en de problemen die daaruit voortvloeiden, zorgden ervoor dat het huwelijk niet zou overleven, maar John Chapman gaf Annie na de scheiding tenminste een tijdje tien shilling per week om rond te komen. Na zijn dood in 1886 droogde het geld op, waardoor Annie naar Spitalfields trok, waar onderdak goedkoop was en gemakkelijk te krijgen. Ze probeerde met de verkoop van gehaakte bloemen een schamele boterham te verdienen, maar in moeilijke tijden verdiende ze natuurlijk haar brood op straat.

Intrigerend is dat, minder dan een half uur voordat haar verminkte lichaam werd gevonden, een vrouw met de naam Elizabeth Long beweerde Annie aan de voorkant van No.29 te hebben gezien met een man met een buitenlands ‘sjofel chique’ uiterlijk. De man vroeg Annie: ‘Wil je’, waarop zij antwoordde: ‘Ja’. Zou deze man haar moordenaar geweest kunnen zijn?

Omstreeks tien minuten later liep Albert Cadosch, bewoner van nr. 27, naar buiten in zijn achtertuin toen hij lawaai hoorde van het erf naast hem, achter de schutting. Een vrouwenstem fluisterde dringend “Nee!” en er klonk een dreun. Cadosch, die gewend was op elk uur van de dag mensen op het erf van nr. 29 te horen, schonk er weinig aandacht aan. Twintig minuten later werd het lichaam gevonden.

Met de sensationele berichtgeving in de pers die nu aansloeg, was de publieke hysterie duidelijk in East End. Het woord op straat was ‘lederen schort’ en wee elke man, vooral als hij buitenlands was, die ook maar de geringste verdenking wekte, want binnen korte tijd werd hij achtervolgd door lynchgroepen, waarvan sommige naar verluidt enkele honderden sterk waren. De ‘Lederen Schort’-angst was nu in volle gang en vergde veel tijd en middelen van de politie, die zich inspande om de moordenaar te arresteren en de wijk onder controle te houden.

Maar ondanks hun problemen had de politie op 10 september een doorbraak toen de zeer ervaren Detective Sergeant William Thick John Pizer arresteerde in zijn huis in Mulberry Street, Whitechapel. Sergeant Thick kende Pizer al achttien jaar en was ervan overtuigd dat hij en ‘Leather Apron’ één en dezelfde persoon waren. Helaas werd Pizer vrijgelaten op het moment dat er posters hingen met de tekst “Arrestatie van Lederen Schort”, nadat een uitgebreid verhoor had uitgewezen dat hij ijzersterke alibi’s had voor de bewuste nachten en uitstekende getuigen die hem konden bevestigen. Hoewel hij aan veel van de criteria van ‘Leather Apron’ voldeed, was Pizer onschuldig aan de Whitechapel-moorden, iets wat een ramp moet zijn geweest voor het onderzoek van de Metropolitan Police. Intussen werden andere verdachten opgepakt, zoals Edward McKenna, een eigenaardige man die blijkbaar met een mes rondliep en leek op de man die Annie Chapman uit de Ten Bells pub lokte een uur voordat zij dood werd aangetroffen (zo gaat het verhaal). Jacob Isenschmidt werd in hechtenis genomen als iemand die leek op een verdacht uitziende man die op de ochtend van de moord in de Prince Albert pub was verschenen met bloedvlekken in zijn nek en op zijn shirt. Isenschmidt bleek ontoerekeningsvatbaar te zijn en dus niet in aanmerking te komen om in een identiteitsparade te verschijnen, en zijn latere opsluiting in een gesticht zou hem als de dader voor de moorden die later plaatsvonden, ontkrachten. Ook McKenna werd vrijgesproken.

De gruwelijke moord op Annie Chapman vestigde nog meer de aandacht op de toestanden in Oost-Londen en plotseling werden de moorden gebruikt als stok om de autoriteiten mee te slaan toen radicale, uitgesproken krantenartikels de politie, met name commissaris Sir Charles Warren, op de vingers tikten vanwege hun klaarblijkelijke inertie. Annie Chapman werd bijna een boegbeeld van de benarde situatie van de armen in East End:

“Dark Annie’s spirit still walks Whitechapel, unavenged by Justice… En toch kan zelfs van deze eenzame en verachte burger van Londen niet gezegd worden dat hij tevergeefs heeft geleden. “Donkere Annie’s’ vreselijke einde heeft honderdduizend Londenaren gedwongen na te denken over hoe het moet zijn om helemaal geen huis te hebben behalve de ‘gemeenschappelijke keuken’ van een laag pension; om daar ziek en zwak en gekneusd en ellendig te zitten bij gebrek aan vier pence om te betalen voor het recht op een ‘doss’; om na middernacht naar buiten te worden gestuurd om de benodigde pence te verdienen, waar en hoe dan ook; en tijdens het verdienen je moordenaar tegen te komen en je moordenaar te strelen.

Leave a Reply